Besluit van 19 juni 2023, houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met aanpassing van het saneringskader
Besluit van 19 juni 2023, houdende wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met aanpassing van het saneringskader
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op voordracht van Onze Minister voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting van 21 maart 2023 nr. 2023-0000145413, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving; Gelet op artikel 29, vierde lid, artikel 56a, vierde lid, en artikel 56b, tweede lid, van de Woningwet; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 mei 2023, nr. W04.23.00071/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van15 juni 2023, nr. 2023-0000295560, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving; Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 1 wordt «saneringsplan: plan als bedoeld in de artikelen 29, eerste lid, en 57, eerste lid, onderdeel a, van de wet;» vervangen door: «saneringsplan: plan als bedoeld in artikel 29, tweede lid, tweede volzin, van de wet.». BIn het tweede lid van artikel 18 wordt «toegelaten instelling» vervangen door: «borgingsvoorziening».CIn het vierde lid van artikel 24 wordt na «artikel 29, eerste lid,» ingevoegd: «eerste volzin, of tweede lid, eerste volzin,». DArtikelen 65, zesde lid, 68, vierde lid, en 69, vijfde lid, komen te vervallen.EIn hoofdstuk VI wordt onder vernummering van afdeling 1 tot en met 3 tot afdeling 2 en met 4 voor afdeling 2 (nieuw) een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
§ 1. Samenstelling en werkwijze commissie
a.
-
De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden bestaat uit vijf leden, waaronder: a. de voorzitter; b. een lid, op schriftelijke voordracht van de in het belang van de toegelaten instellingen werkzame organisaties; en c. een lid dat beschikt over financiële kennis, waaronder kennis van de herstructurering en het herstel van organisaties. 2. Onze Minister benoemt de leden voor een periode van ten hoogste vier jaar, en zij kunnen tweemaal voor ten hoogste vier jaar worden herbenoemd. 3. Ieder lid kan te allen tijde door Onze Minister worden geschorst of ontslagen op verzoek of indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven. 4. De leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak. De leden beschikken gezamenlijk over de deskundigheid, ervaring en affiniteit voor het uitvoeren van de taken, bedoeld in artikel 56a, tweede lid, van de wet. 5. Een lid vervult geen functie waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van diens lidmaatschap of het behoud van en het vertrouwen in diens onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
b.
-
De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden stelt haar eigen werkwijze vast die de goedkeuring behoeft van Onze Minister. 2. Onze Minister voorziet in het secretariaat van de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden. 3. De leden van de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden. 4. De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden brengt uiterlijk twaalf weken nadat het adviesverzoek, bedoeld in artikel 56a, tweede lid, van de wet bij haar is ingediend advies uit. De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden kan deze termijn door schriftelijke kennisgeving daarvan aan de verzoekende toegelaten instelling telkens gemotiveerd verlengen met een door haar daarbij te bepalen termijn van ten hoogste vier weken, van welke verlenging zij kennis geeft voor het verstrijken van de beslistermijn. 5. De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden draagt zo spoedig mogelijk na het afronden van een advies of, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden voor een advies over aan Onze Minister. 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent wijze van verantwoording en ondersteuning van de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden.
§ 2. Verzoek om advies
c.
-
Een verzoek waarbij een advies als bedoeld in artikel 56a, tweede lid, van de wet aan de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden wordt gevraagd, wordt door de verzoekende partij ondertekend en bevat ten minste: a. de dagtekening; b. de naam en het adres van de betrokken toegelaten instelling; c. een beschrijving van de situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, eerste volzin, van de wet van de betrokken toegelaten instelling; en d. een beschrijving van de volkshuisvestelijke situatie op de korte, middellange en lange termijn, waaronder in ieder geval de bevolkingssamenstelling en vraag naar typen woningen. 2. De toegelaten instelling die een verzoek als bedoeld in het eerste lid aan de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden voorlegt, verschaft voorts de bescheiden die voor het advies van de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Tot deze gegevens behoren in ieder geval: a. de bescheiden, bedoeld in artikel 38, eerste lid en tweede lid, van de wet; b. de in de betreffende gemeente geldende woonvisie, bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de wet; en c. de bescheiden, bedoeld in artikel 44a, eerste lid en tweede lid, van de wet. 3. De toegelaten instelling die het verzoek tot advies aan de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden richt, zendt een afschrift van het verzoek aan toegelaten instellingen die feitelijk werkzaam zijn in hetzelfde gebied, bedoeld in artikel 41b, tweede lid, van de wet als de verzoekende instelling en de partijen genoemd in artikel 110f, onderdelen b, c, d, g, h en i.
§ 3. Zienswijzen en uitgangspunten
d.
-
De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden betrekt in haar advies ten aanzien van artikel 56a, tweede lid, van de wet in ieder geval: a. de zienswijzen van de autoriteit en een organisatie die zich ten doel stelt de belangen van toegelaten instellingen te behartigen over de omvang van de in artikel 56a, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedoelde noodzakelijke werkzaamheden alsmede de mogelijkheden, waaronder en de financiële draagkracht om die werkzaamheden binnen een redelijke termijn voort te zetten, van de toegelaten instellingen die feitelijk werkzaam zijn in hetzelfde gebied aangewezen op grond van artikel 41b, eerste lid, als de verzoekende toegelaten instelling b. de zienswijzen van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten waar de verzoekende toegelaten instelling meer dan 5% van het totaal van de diensten bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de wet in die gemeente verricht, over de omvang van de in artikel 56a, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedoelde noodzakelijke werkzaamheden; c. de zienswijzen van de in het belang van de huurders van de woongelegenheden van de verzoekende toegelaten instelling werkzame huurdersorganisaties en bewonerscommissies over de omvang van de in artikel 56a, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bedoelde noodzakelijke werkzaamheden; d. de zienswijzen van de toegelaten instellingen die feitelijk werkzaam zijn in hetzelfde gebied aangewezen op grond van in artikel 41b, eerste lid, van de wet als de verzoekende instelling; en e. de zienswijze van de borgingsvoorziening over de risico’s voor de borgstelling van het conceptadvies dat de Adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden voornemens is uit te brengen. 2. De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden stelt de in het eerste lid bedoelde partijen in de gelegenheid hun zienswijze aan haar kenbaar te maken binnen een termijn van: a. vier weken, voor de zienswijzen bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d; b. twee weken, voor de zienswijze bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
e.
-
De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden hanteert de volgende uitgangspunten voor de vaststelling van haar advies: a. de omvang van de in artikel 56a, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedoelde noodzakelijke werkzaamheden is niet groter dan hetgeen in de zienswijzen, bedoeld in artikel 110d, eerste lid, onderdeel b, naar voren is gebracht; b. bij het onderzoek naar de in artikel 56a, tweede lid, onderdeel b, van de wet bedoelde mogelijkheden wordt de investeringscapaciteit van toegelaten instellingen vastgesteld aan de hand van informatie uit het overzicht, bedoeld in artikel 44a, eerste lid, onderdeel a, van de wet en de door de autoriteit kenbaar gemaakte financiële normen. c. het onderzoek naar de in artikel 56a, tweede lid, onderdeel b, van de wet bedoelde mogelijkheden wordt gericht op toegelaten instellingen die feitelijk werkzaam zijn in hetzelfde gebied aangewezen op grond van artikel 41b, eerste lid, van de wet als de verzoekende toegelaten instelling, waarbij voorts als prioritering geldt, tenzij afwijking daarvan in het belang van de volkshuisvesting is: 1°. de toegelaten instellingen die feitelijk werkzaam zijn in dezelfde gemeenten als de verzoekende toegelaten instelling; 2°. de toegelaten instellingen die feitelijk werkzaam zijn in gemeenten die grenzen aan de gemeenten waar de verzoekende toegelaten instelling feitelijk werkzaam is; 3°. de toegelaten instellingen die feitelijk werkzaam zijn in de nabijheid van de gemeenten waar de verzoekende toegelaten instelling feitelijk werkzaam is. 2. De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden betrekt bij haar advies: a. de woonvisie, bedoeld in...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT