Besluit van 2 april 2019 tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Besluit bekostiging WEC in verband met de subsidiëring van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen

Besluit van 2 april 2019 tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Besluit bekostiging WEC in verband met de subsidiëring van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 20 februari 2019, nr. WJZ/1484127(8068), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Gelet op artikel 184b, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 170b, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 maart 2019, nr. W05.19.0048/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 29 maart 2019, nr. WJZ/7488871(8068), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

WIJZIGING VAN HET BESLUIT BEKOSTIGING WPO.

Het Besluit bekostiging WPO wordt als volgt gewijzigd:In hoofdstuk III wordt na titel II een nieuwe titel III ingevoegd, luidende:

Titel III Structurele subsidiëring van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen Artículo 2
Artikel 33

a. Subsidieverstrekking.

Onze Minister verstrekt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels per boekjaar subsidie aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 184b, eerste lid, van de wet, voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

Artikel 33

b. Subsidiebedrag.

  1. Het subsidiebedrag dat wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 184b, eerste lid, van de wet, bestaat uit een bedrag dat is bestemd voor personeelskosten voor de leraren die het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs verzorgen, en een bedrag dat is bestemd voor overige kosten. 2. Het bedrag dat is bestemd voor personeelskosten kan met maximaal twee procent per jaar stijgen ten opzichte van het meest recent vastgestelde subsidiebedrag dat is bestemd voor personeelskosten. 3. Het tweede lid vervalt met ingang van 31 december 2025. 4. Voor het berekenen van de hoogte van het subsidiebedrag wordt uitgegaan van ten hoogste veertig uren per schooljaar door leerlingen te ontvangen godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs. 5. Bij het besluit tot verlening van de subsidie verleent Onze Minister voorschotten. Onze Minister stelt bij beschikking het betaalritme vast. 6. Het bedrag dat ten hoogste wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 184b, eerste lid, van de wet, is het bedrag dat op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

Artikel 33

c. Nadere regels groepsgrootte en schooljaren.

Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over: a. de minimale omvang van de groepsgrootte per stroming binnen het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs; en b. het maximale aantal schooljaren per school waarin godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven.

Artikel 33

d. Weigeringsgronden.

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien: a. het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs niet wordt gegeven door leraren als bedoeld in artikel 51 van de wet, of b. het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven in strijd met artikel 8, derde lid, van de wet.

ARTIKEL II

WIJZIGING VAN HET BESLUIT BEKOSTIGING WEC.

Het Besluit bekostiging WEC wordt als volgt gewijzigd:In hoofdstuk V wordt na titel II een nieuwe titel III ingevoegd, luidende:

Titel III Structurele subsidiëring van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen Artículos 3 a 33
Artikel 42

a. Subsidieverstrekking.

Onze Minister verstrekt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels per boekjaar subsidie aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 170b, eerste lid, van de wet, voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

Artikel 42

b. Subsidiebedrag.

  1. Het subsidiebedrag dat wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 170b, eerste lid, van de wet, bestaat uit een bedrag dat is bestemd voor personeelskosten voor de leraren die het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs verzorgen, en een bedrag dat is bestemd voor overige kosten. 2. Het bedrag dat is bestemd voor personeelskosten kan met maximaal twee procent per jaar stijgen ten opzichte van het meest recent vastgestelde subsidiebedrag dat is bestemd voor personeelskosten. 3. Het tweede lid vervalt met ingang van 31 december 2025. 4. Voor het berekenen van de hoogte van het subsidiebedrag wordt uitgegaan van ten hoogste veertig uren per schooljaar door leerlingen te ontvangen godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs. 5. Bij het besluit tot verlening van de subsidie verleent Onze Minister voorschotten. Onze Minister stelt bij beschikking het betaalritme vast. 6. Het bedrag dat ten hoogste wordt verstrekt aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 170b, eerste lid, van de wet, is het bedrag dat op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

Artikel 42

c. Nadere regels groepsgrootte en schooljaren.

Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over: a. de minimale omvang van de groepsgrootte per stroming binnen het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs; en b. het maximale aantal schooljaren per school waarin godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven.

Artikel 42

d. Weigeringsgronden.

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien: a. het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs niet wordt gegeven door leraren als bedoeld in artikel 54 van de wet, of b. het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven in strijd met artikel 11, vierde lid, van de wet.

ARTIKEL III

INWERKINGTREDING.

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot’s-Gravenhage, 2 april 2019Willem-AlexanderDe Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Uitgegeven de drieëntwintigste april 2019...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT