Besluit van 24 november 2020 tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en enig ander besluit ter implementatie van Richtlijn 2019/878/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PbEU 2019, L 150) en ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van ...

Besluit van 24 november 2020 tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en enig ander besluit ter implementatie van Richtlijn 2019/878/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PbEU 2019, L 150) en ter uitvoering van Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2019, L 150) (wijziging van de kapitaalbuffers en uitvoering van de wijzigingsverordening kapitaalvereisten)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 13 juli 2020, 2020-0000126392, directie Financiële Markten; Gelet op Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2019, L 150), Richtlijn 2019/878/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PbEU 2019, L 150) en de artikelen 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, eerste lid, onderdeel b, 1:81, 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 3:57, tweede lid, 3:62a, eerste en vijfde lid, 3:72, vijfde lid, en 3:259, derde en vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 2020, nr. W06.20.0267/III);Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 19 november 2020, 2020-0000224982, directie Financiële Markten; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit prudentiële regels Wft wordt als volgt gewijzigd: ANa artikel 23a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23

aa Renterisicomaatregelen.

  1. De Nederlandsche Bank kan een bank of beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten verplichten de gestandaardiseerde methode, bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten te gebruiken indien zij van oordeel is dat de interne systemen die de bank of beleggingsonderneming heeft voor de beoordeling van renterisico’s als bedoeld in dat artikellid niet adequaat zijn. 2. De Nederlandsche Bank kan een kleine en niet-complexe instelling, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 145 van de verordening kapitaalvereisten, verplichten de gestandaardiseerde methode te gebruiken indien zij van oordeel is dat de vereenvoudigde gestandaardiseerde methode, bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten niet adequaat is voor het ondervangen van renterisico’s als bedoeld in dat artikellid. BIn artikel 23d, vijfde lid, en artikel 23e, eerste lid, wordt «eerste lid» vervangen door «eerste lid, onderdeel 41,». CArtikel 61 komt te luiden:

Artikel 61

De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een kredietunie bedraagt 10 procent van de totale risicoblootstelling, berekend overeenkomstig deel 7 van de verordening kapitaalvereisten. DArtikel 105 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid komt te luiden: 1. De vereiste omvang van de kapitaalbuffer, bedoeld in artikel 3:62a, eerste lid, van de wet, bedraagt de som van de omvang van de volgende componenten, voor zover van toepassing: a. een kapitaalconserveringsbuffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 1, van de richtlijn kapitaalvereisten, zijnde de minimaal vereiste omvang van de kapitaalbuffer; b. een contracyclische kapitaalbuffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 2, van de richtlijn kapitaalvereisten, in verband met risico’s die voortvloeien uit de kredietcyclus, als bedoeld in artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel a, van de wet; c. een systeemrelevantiebuffer bestaande uit een MSI-buffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 3, of een ASI-buffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 4, van de richtlijn kapitaalvereisten, in verband met het risico dat de financiële onderneming vormt voor de stabiliteit van het financiële stelsel, als bedoeld in artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel b, van de wet; d. een systeemrisicobuffer als bedoeld in artikel 128, onderdeel 5, van de richtlijn kapitaalvereisten, in verband met risico’s die voortvloeien uit macroprudentiële of systeemrisico’s als bedoeld in artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en niet afdoende worden gedekt door de contracyclische kapitaalbuffer of systeemrelevantiebuffer. 2. In het derde lid wordt «veertiende tot en met zeventiende lid» vervangen door «veertiende en vijftiende lid». 3. Het vierde lid vervalt. EArtikel 105b wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid, wordt «de contracyclischebufferpercentages» vervangen door «de contracyclische bufferpercentages, bedoeld in artikel 128, onderdeel 7, van de richtlijn kapitaalvereisten,». 2. In het tweede en derde lid wordt «contracyclischebufferpercentage» vervangen door «contracyclische bufferpercentage». 3. In het vierde lid wordt «contracyclischebufferpercentages» vervangen door «contracyclische bufferpercentages». FArtikel 105c komt te luiden:

Artikel 105

c.

  1. De Nederlandsche Bank beoordeelt met inachtneming van artikel 131 van de richtlijn kapitaalvereisten of banken en beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 3:62a, eerste lid, van de wet, alsmede groepen onder leiding van een Nederlandse EU-moederbank, Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming, Nederlandse financiële EU-moederholdings, Nederlandse gemengde financiële EU-moederholdings, Nederlandse financiële moederholdings en Nederlandse gemengde financiële moederholdings mondiaal systeemrelevant of anderszins systeemrelevant zijn. 2. De beoordeling ingevolge het eerste lid van de anderszins systeemrelevantie geschiedt in ieder geval aan de hand van de volgende criteria: a. de omvang van de onderneming; b. de verwevenheid van de activiteiten, de activa, de passiva of de zeggenschap van de onderneming met andere financiële ondernemingen of andere partijen die hoofdzakelijk actief zijn op de financiële markten; c. de mate van vervangbaarheid van de dienstverlening van de onderneming; d. de belemmeringen die bestaan ten aanzien van de afwikkelbaarheid van de onderneming; e. de mate waarin een gedraging van de onderneming of van een derde ten aanzien van de onderneming op de financiële markten kan leiden tot gedragingen van andere partijen die actief zijn op de financiële markten; f. de complexiteit van de onderneming, met inbegrip van complexiteit in verband met grensoverschrijdende activiteiten. 3. De Nederlandsche Bank stelt voor de banken, beleggingsondernemingen en groepen die op grond van het eerste lid als mondiaal systeemrelevant danwel anderszins systeemrelevant zijn aangemerkt de vereiste omvang van de MSI-buffer danwel ASI-buffer vast met inachtneming van artikel 131 van de richtlijn kapitaalvereisten. Indien de Nederlandsche Bank een groep onder leiding van een Nederlandse financiële EU-moederholding, Nederlandse gemengde financiële EU-moederholding, Nederlandse financiële moederholding of Nederlandse gemengde financiële moederholding als systeemrelevant heeft aangemerkt, is de systeemrelevantiebuffer van toepassing op de banken en beleggingsondernemingen die dochteronderneming van die holding zijn, op basis van de geconsolideerde financiële positie van de holding. 4. De Nederlandsche Bank voert de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, ten minste jaarlijks uit. Onze Minister kan de Nederlandsche Bank op ieder moment verzoeken een beoordeling uit te voeren. 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde criteria. Tevens kunnen bij ministeriële regeling aanvullende criteria worden vastgesteld in verband met de stabiliteit van het financiële stelsel. 6. De Nederlandsche Bank stelt ten minste dertig dagen voordat zij een besluit tot vaststelling van een MSI-buffer of ASI-buffer als bedoeld in het derde lid neemt, Onze Minister op de hoogte van haar voornemen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het voornemen tot wijziging of intrekking van een zodanig besluit. De verplichting tot kennisgeving aan Onze Minister is niet van toepassing indien de Europese Centrale Bank de bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, uitoefent. GArtikel 105d komt te vervallen.HAan artikel 105f worden vier leden toegevoegd, luidende:3. Een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3:62a, eerste lid, beschikt over voldoende kapitaal dat naar aard, omvang en samenstelling noodzakelijk is om zowel te voldoen aan de kapitaalbuffer, als aan elk van de in artikel 92, eerste lid, onderdeel a tot en met c, van de verordening kapitaalvereisten genoemde kapitaalratio’s en aan de hogere eisen van solvabiliteit opgelegd op grond van artikel 3:111a, tweede lid, onderdeel a...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT