Besluit van 27 augustus 2018 tot wijziging van onder meer het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met de introductie van een grondslag voor de specifieke uitkering aan gemeenten in verband met de regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie

Besluit van 27 augustus 2018 tot wijziging van onder meer het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in verband met de introductie van een grondslag voor de specifieke uitkering aan gemeenten in verband met de regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 26 juni 2018, nr WJZ/1376321(8773) directie Wetgeving en Juridische Zaken; Gelet op de artikelen 8.3.2, tweede en vijfde lid en 8.3.4, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, 162b, tweede en vijfde lid en 162c1, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra en 118h, tweede en vijfde lid en 118i1, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel 6, vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 juli 2018, nr. W05.18.0173/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 augustus 2018, nr.WJZ/1372385(8773), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING BESLUIT REGIONALE MELD- EN COÖRDINATIEFUNCTIE VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN

Het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 4, eerste lid, aanhef, komt te luiden: 1. De specifieke uitkering, bedoeld in de artikelen 118h, vijfde lid en 118i1, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, 8.3.2, vijfde lid en 8.3.4, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en 162b, vijfde lid en 162c1, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra bestaat uit: B Na hoofdstuk 2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 2a Overgangsbepaling specifieke uitkering 2019 en 2020 Artículos 2 a 5
Artikel 5

a. Omvang, betaling en besteding gedeelte specifieke uitkering voor de uitvoering van het regionaal programma tot en met 2020.

  1. In afwijking van artikel 4 gelden tot en met 31 december 2020, voor wat betreft het gedeelte van de specifieke uitkering bestemd voor de uitvoering van het regionaal programma, bedoeld in artikel 118i, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 8.3.4, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 162c1, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, de bedragen opgenomen in Bijlagen A en B bij dit besluit. 2. In afwijking van artikel 5 wordt het gedeelte van de specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, voor de kalenderjaren 2019 en 2020, behoudens de eventueel uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen, betaald in januari van het desbetreffende kalenderjaar. 3. Indien het gedeelte van de specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, voor het kalenderjaar niet volledig is besteed aan het doel waarvoor zij is bestemd, mag het resterende bedrag uiterlijk in 2020 aan dat doel worden besteed. C In hoofdstuk 4 wordt voor artikel 7 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6

a. Grondslag.

Dit besluit berust op de artikelen 8.3.2, tweede en vijfde lid en 8.3.4, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, 162b, tweede en vijfde lid en 162c1, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra en 118h, tweede en vijfde lid en 118i1, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs. D Aan het besluit worden twee bijlagen toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

ARTIKEL II WIJZIGING UITVOERINGSBESLUIT LES- EN CURSUSGELDWET 2000

In artikel 13, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet komt te vervallen «, tenzij het betreft de inschrijving bij een deeltijdopleiding als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel c».

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot Wassenaar, 27 augustus 2018 Willem-Alexander De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de zevenentwintigste september 2018 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

  1. Inleiding

    In de brief aan de Tweede Kamer van 15 februari 2016 over het vervolg van de succesvolle aanpak van voortijdig schoolverlaten (vsv) zijn de kabinetsmaatregelen voor de jaren 2017 tot en met 2020 aangekondigd (Kamerstukken II 2015/16, 26 695, nr. 109). Dankzij de aanpak is het voortijdig schoolverlaten stevig gedaald: in 2002 verlieten nog jaarlijks 71.000 jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie, inmiddels is dat gedaald naar minder dan 24.000 per jaar in schooljaar 2016/2017. In elk van de 39 regio’s voor de regionale meld- en coördinatiefunctie (RMC-regio's), werken scholen en instellingen uit het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs intensief samen met de gemeenten om ervoor te zorgen dat jongeren in staat zijn (minimaal) een startkwalificatie te halen. En voor wie dat niet haalbaar is (al dan niet tijdelijk), werken deze partijen samen om een passende andere plek te vinden in werk, zorg, onderwijs of een combinatie daarvan. Bij de regionale samenwerking zijn naast vo, mbo en gemeenten dan ook vele andere partijen betrokken, zoals werkgevers en partijen uit de (jeugd)zorg.

    Het kabinet faciliteert de regionale vsv-aanpak onder andere door financiële middelen beschikbaar te stellen aan onderwijsinstellingen en gemeenten. Met deze financiële middelen kunnen in de regio’s voor de regionale meld- en coördinatiefunctie en maatregelen worden gefinancierd die tot doel hebben om vsv te bestrijden en jongeren in een kwetsbare positie (jikp) te ondersteunen. De overeengekomen maatregelen worden in elke regio opgenomen in een regionaal plan. Omdat de regionale aanpak een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de onderwijsinstellingen (vertegenwoordigd door de contactschool) en de regiogemeenten (vertegenwoordigd door de RMC-contactgemeente), is het passend om een deel van de middelen ten behoeve van het regionaal programma aan de contactschool en een deel aan de contactgemeente toe te kennen. Dat zorgt ervoor dat het regionaal programma van maatregelen breed gedragen wordt en dat bovendien alle doelgroepen die onder de aanpak vallen, kunnen worden bediend.

    Om de bekostiging van het regionaal programma voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie structureel te kunnen borgen is met de Wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie (Stb. 2018, 210; hierna Wet regionale samenwerking vsv en jikp) een basis geschapen voor een budget voor RMC-contactgemeenten voor het voeren van regionaal overleg en het opstellen en uitvoeren van een regionaal programma. Dit budget wordt samengevoegd met de specifieke uitkering die RMC-contactgemeenten ontvangen voor de uitoefening van de bestaande wettelijke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT