Besluit van 27 mei 2019 tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor (PbEU 2016, L 354/22)

Besluit van 27 mei 2019 tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor (PbEU 2016, L 354/22)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 25 januari 2019, nr. IenW/BSK-2018/280534, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken; Gelet op Verordening (EU) nr. 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor (PbEU 2016, L 354) en artikel 2, tweede lid, artikel 46, tweede lid en artikel 61, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 maart 2019, nr No.W17.19.0025/IV); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 21 mei 2019, nr. IenW/BSK-2019/52918, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 7a wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «43a tot en met 43c», vervangen door «43a, tweede tot en met zevende lid, 43b en 43c». 2. In het vierde lid wordt na «een van de kenmerken» een zinsnede ingevoegd, luidende: betreffende personenvervoer, anders dan per spoor, als. BArtikel 36a komt als volgt te luiden:1. Onverminderd in de situaties, bedoeld in artikel 5, lid 3bis, van de verordening (EG) nr. 1370/2007, kan bij wijze van tijdelijke maatregel een concessie voor openbaar vervoer per trein als bedoeld in artikel 20, vierde lid, van de wet, worden verleend zonder dat een aanbesteding wordt gehouden: a. in afwachting van tot stand te brengen infrastructuur; b. in afwachting van de vorming van nieuwe concessiegebieden, of c. gedurende een periode waarin aanbesteding wordt voorbereid. 2. Van een concessieverlening, bedoeld in het eerste lid, wordt melding gedaan bij Onze Minister. CIn artikel 39 komt de aanhef te luiden:

Onverminderd hetgeen bij de concessieverlening is bepaald, verstrekt een concessiehouder van een concessie die is verleend vóór de inwerkingtreding van artikel III, onderdeel K, van de Wet van 30 januari 2019 (Stb. 61) met het oog op de voorbereiding van aanbesteding van een concessie desgevraagd aan een concessieverlener:

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 16 juni 2019.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot’s-Gravenhage, 27 mei 2019Willem-AlexanderDe Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Uitgegeven de elfde juni 2019 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

  1. Het Vierde Spoorwegpakket en de gewijzigde PSO-verordening

    Dit besluit vloeit voort uit de implementatie van het Vierde Spoorwegpakket. Dit pakket bestaat uit diverse Europese richtlijnen en verordeningen met als doel het wegnemen van barrières die de eenwording van de Europese spoorwegruimte in de weg staan. Daarnaast beoogt het pakket de veiligheid, interoperabiliteit en betrouwbaarheid van die spoorwegruimte te vergroten.

    Het Vierde Spoorwegpakket is geïmplementeerd door middel van aanpassing van de Spoorwegwet (hierna: Spw), de Wet personenvervoer 2000 (hierna: Wp2000) en de Wet lokaal spoor1.

    Eén onderdeel van het Vierde Spoorwegpakket betreft de wijziging van PSO-verordening (EG) nr. 1370/2007 (hierna: de gewijzigde PSO-verordening).2 In de Nederlandse wetgeving heeft de gewijzigde PSO-verordening alleen gevolgen voor de Wp2000 en ook beperkt voor het Besluit Personenvervoer 2000 (hierna: Bp2000).

    Dit besluit voorziet in de wijziging van het Bp2000. Net als in het wetsvoorstel wordt hierbij het uitgangspunt van beleidsarme uitvoering gehanteerd.

  2. Uitvoering

    De bepalingen in dit besluit richten zich op de concessieverleners en concessiehouders. De wijziging van artikel 7a is wetstechnisch van aard en vloeit voort uit de aanpassing van de artikelen 43a en 43d van de Wp2000.

    De gewijzigde PSO-verordening bevat in artikel 4, achtste lid, informatieverplichtingen voor concessiehouders en beheerders van spoorinfrastructuur. Door de rechtstreekse werking van de verordening vervalt de inhoud van artikel 39 dat vergelijkbare verplichtingen kent. Hierdoor is het noodzakelijk een overgangsbepaling te treffen voor reeds lopende concessies. Deze houdt in dat concessiehouders van deze concessies moeten voldoen aan de informatieplicht zoals die luidde vóór inwerkingtreding van dit besluit. In de artikelsgewijze toelichting worden deze wijzigingen nader toegelicht.

    Door de wijzing van artikel 5, lid 3bis, van de PSO-verordening veranderen de mogelijkheden voor onderhandse gunning van concessies door decentrale overheden in specifieke gevallen waarin artikel 36a van het Bp2000 voorzag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT