Besluit van 3 april 2023 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht

Besluit van 3 april 2023 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht

Wij Willem Alexander, bij de Gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister voor Klimaat en Energie van 27 december 2022, nr. WJZ 22578429; Gelet op de artikelen 8.40 en 8.42, eerste lid, van de Wet milieubeheer en op de artikelen 2.22, derde lid, en 5.3, vierde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 februari 2023, nr. W18.22.00220/IV); Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Klimaat en Energie van 30 maart 2023, nr. WJZ/26550519; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische rangschikking de volgende begripsbepaling ingevoegd: hernieuwbare energie:

energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328);. BIn het opschrift van afdeling 2.6 wordt «Energiebesparing» vervangen door «Verduurzaming van het energiegebruik». CArtikel 2.14c komt te luiden:

Artikel 2.14

c.

  1. Deze afdeling is van toepassing op degene die een inrichting type A, een inrichting type B of een inrichting type C drijft. 2. In afwijking van het eerste lid is artikel 2.15, negende lid, van toepassing op degene die een inrichting type B of een inrichting type C drijft, voor zover sprake is van een inrichting als bedoeld in de categorieën 1.1, onderdeel c met een vermogen van 50 MW of meer, 1.4, onderdeel a, 1.4, onderdeel b, 1.4, onderdeel c met een vermogen van 50 MW of meer, 1.4, onderdeel d, 2.1 tot en met 2.6, 2.7, onderdelen a tot en met c, k tot en met o en q tot en met s, 3 tot en met 8, 9.1, onderdelen a tot en met e waarbij gebruik wordt gemaakt van een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 100 kW of meer, 9.4, 10 tot en met 17, 19.1, onderdeel f tot en met i, 19.4, onderdeel b, 21, 22, 23.1, onderdeel a, 24 tot en met 29, van onderdeel C, van bijlage I, bij het Besluit omgevingsrecht. DArtikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Degene die de inrichting drijft neemt alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik met een terugverdientijd van vijf jaar of minder, waarbij onder maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik worden verstaan: a. energiebesparende maatregelen; b. maatregelen voor het jaarlijks produceren van hernieuwbare energie in de inrichting tot ten hoogste het jaarlijkse energiegebruik van de energiedrager waarvoor jaarlijks hernieuwbare energie geproduceerd wordt; en c. maatregelen voor het vervangen van een energiedrager die leiden tot een lagere emissie van kooldioxide. 2. In het tweede lid wordt «energiebesparende maatregelen» vervangen door «maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik» en wordt «1 juli 2019» vervangen door « 1 december 2023». 3. Het vijfde lid komt te luiden: 5. Indien aannemelijk is dat niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan het bevoegd gezag degene die de inrichting drijft waarvan het energiegebruik in enig kalenderjaar groter is dan 200.000 kilowatt uur aan elektriciteit of groter is dan 75.000 kubieke meter aardgasequivalenten, verplichten om binnen een door het bevoegd gezag te bepalen termijn, onderzoek te verrichten of te laten verrichten waaruit blijkt of aan het eerste lid wordt voldaan. Het onderzoek wordt verricht naar de maatregelen bedoeld in het eerste lid, voor zover deze niet zien op een gebouw of een deel van een gebouw. 4. Het zevende lid komt te luiden: 7. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien: a. het energiegebruik in de inrichting in enig kalenderjaar kleiner is dan 50.000 kilowatt uur aan elektriciteit en kleiner is dan 25.000 kubieke meter aardgasequivalenten; of b. als voor het energiegebruik alleen gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare energie die wordt geproduceerd binnen de inrichting. 5. Het achtste, negende, tiende en elfde lid vervallen. 6. Er worden vier leden toegevoegd, luidende: 8. Onder de in het eerste lid bedoelde maatregelen worden niet verstaan maatregelen voor het gebruik van biomassa voor de productie van elektriciteit en laagwaardige warmte met een temperatuur van ten hoogste 100 °C. 9. Degene die een inrichting drijft, waarvan het energiegebruik in enig kalenderjaar groter is dan 10.000.000 kilowatt uur aan elektriciteit of 170.000 kubieke meter aardgasequivalenten: a. rapporteert overeenkomstig het tweede lid, over de maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik die zien op een gebouw of een deel van een gebouw; en b. verricht onderzoek naar alle mogelijke maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik gericht op de activiteiten en processen binnen de inrichting met een terugverdientijd van ten hoogste vijf jaar. 10. Degene die de inrichting, als bedoeld in het negende lid, drijft, rapporteert uiterlijk op 1 december 2023 en daarna eenmaal per vier jaar aan het bevoegd gezag over de verplichtingen, bedoeld in het negende lid. 11. Onder de verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan het doelmatig beheer en onderhoud van de maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik.

ARTIKEL II

Het Besluit Omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 5.12 wordt als volgt gewijzigd:1. In het opschrift komt «of energiegebruik» te vervallen. 2. Het eerste lid komt te luiden: 1. Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de wet, worden, indien het een inrichting betreft waarop tevens de in artikel 16.5 van de Wet milieubeheer vervatte verboden betrekking hebben, geen voorschriften verbonden inhoudende een emissiegrenswaarde voor de directe emissie van broeikasgassen, tenzij zulks noodzakelijk is om te verzekeren dat geen significante gevolgen voor het milieu in de onmiddellijke omgeving van de inrichting worden veroorzaakt. BArtikel 5.12a wordt als volgt gewijzigd:1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 5.12

a. CO2-emissies.

  1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de wet, worden, indien het een inrichting betreft als bedoeld in artikel 15.51 van de Wet milieubeheer, geen voorschriften verbonden inhoudende een emissiegrenswaarde voor de directe emissie van CO2, tenzij zulks noodzakelijk is om te verzekeren dat geen significante gevolgen voor het milieu in de onmiddellijke omgeving van de inrichting worden veroorzaakt. CIn artikel 7.1, eerste lid, onder c, onder 2°, wordt «categorie 6» vervangen door «de categorieën 6 en 12». DAan bijlage IV wordt een categorie toegevoegd, luidende:

Categorie 12

De voorschriften met betrekking tot verduurzaming van het energiegebruik voorgeschreven in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer gericht op een inrichting type A, een inrichting type B of een inrichting type C.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 3 april 2023Willem-AlexanderDe Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Uitgegeven de vijfde april 2023 De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

  1. Inleiding

    De energiebesparingsplicht verplicht bedrijven en instellingen om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder te treffen. De aanpassing van de energiebesparingsplicht naar de plicht ter verduurzaming van het energiegebruik leidt tot een aantal wijzigingen. De actualisatie van de energiebesparingsplicht leidt tot verschillende wijzigingen die in het stelsel van de Omgevingswet (voornamelijk) worden opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit gebeurt door middel van het besluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht voor milieubelastende activiteiten – kortgezegd – het wijzigingsbesluit Bal waarin de geactualiseerde energiebesparingsplicht voor milieubelastende activiteiten is opgenomen. In het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met de actualisatie van de energiebesparingsplicht voor utiliteitsgebouwen en enkele andere wijzigingen – kortgezegd – het wijzigingsbesluit Bbl is de actualisatie van de energiebesparingsplicht voor utiliteitsgebouwen opgenomen. De concepten van beide besluiten zijn voorgehangen bij de beide Kamers der Staten-Generaal (Kamerstuk 30 196, nr. 801 en 28 325, nr. 244). De beoogde inwerkingtreding van beide wijzigingsbesluiten is 1 juli 2023, de datum waarop de inwerkingtreding van het stelsel van de Omgevingswet is voorzien. Bij latere inwerkingtreding van het stelsel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT