Besluit van 5 december 2018 tot vaststelling van nadere regels voor het vastleggen en bewaren van kentekengegevens op grond van artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering door de politie

Besluit van 5 december 2018 tot vaststelling van nadere regels voor het vastleggen en bewaren van kentekengegevens op grond van artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering door de politie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 18 juli 2018, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2318700; Gelet op artikel 126jj, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 17, zevende lid, 17a, derde lid, en 33, vijfde lid, van de Wet politiegegevens; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 oktober 2018, nr. W.16.18.0228/II); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 30 november 2018, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2421936; Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Definities

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a. wet:

het Wetboek van Strafvordering;b. 126jj-gegevens:

de gegevens, bedoeld in artikel 126jj, tweede lid, van de wet;c. camera:

een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 126jj, eerste lid, van de wet;d. geautoriseerde opsporingsambtenaar:

de geautoriseerde opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 126jj, derde lid, van de wet; e. verantwoordelijke: 1° bij de politie: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012; 2° bij de Koninklijke marechaussee: Onze Minister van Defensie.

Paragraaf 2. Plaatsing en inzet camera’s

Artikel 2
  1. De verantwoordelijke stelt jaarlijks een cameraplan vast. 2. Het cameraplan bevat een overzicht van de camera’s waarvan gebruik wordt gemaakt of zal worden gemaakt in het daaropvolgende jaar op grond van de bevoegdheid van artikel 126jj, eerste lid, van de wet. Het cameraplan bevat: a. de locaties waar vaste camera’s zijn geplaatst of zullen worden geplaatst; b. de locaties van vaste camera’s van andere instanties wanneer daarvan structureel gebruik wordt gemaakt; en c. het aantal mobiele camera’s dat kan worden ingezet en het soort locaties waar deze mobiele camera’s kunnen worden ingezet. 3. Het cameraplan bevat een motivering van het in het tweede lid bedoelde overzicht. Bij deze motivering worden de criteria, genoemd in artikel 3, tweede lid, betrokken. 4. Het cameraplan wordt aan Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezonden en in de Staatscourant gepubliceerd. 5. De verantwoordelijke publiceert jaarlijks een overzicht van de locaties waar mobiele camera’s, opgenomen in het cameraplan, in het daaraan voorafgaande jaar waren geplaatst.

Artikel 3
  1. De verantwoordelijke beslist over de plaatsing en inzet van camera’s. 2. Camera’s worden slechts overeenkomstig het cameraplan geplaatst en ingezet op locaties: a. die vanwege de specifieke aard daarvan een bepaald risico in zich hebben; b. die worden gekenmerkt door intensieve verkeersstromen of een specifieke functie; of c. waarvan bekend is dat bepaalde strafbare feiten op dergelijke locaties worden gepleegd. 3. Bij de beslissing tot plaatsing en inzet van één of meerdere camera’s wordt het verdere netwerk van camera’s betrokken. 4. Bij de beslissing tot plaatsing en inzet van één of meerdere camera’s wordt aangegeven van welke van de in het tweede lid genoemde situaties sprake is.

Paragraaf 3. Vastlegging en raadpleging 126jj-gegevens

Artikel 4
  1. Er wordt uitsluitend gebruikgemaakt van camera’s die minimaal 90% van de kentekens van passerende voertuigen omzetten in het correcte kenteken. 2. De geautoriseerde opsporingsambtenaar controleert het in het systeem opgenomen kenteken op juistheid door dit te vergelijken met de foto van het voertuig, alvorens deze te verstrekken aan een opsporingsambtenaar die een verzoek als bedoeld in artikel 7 heeft gedaan. 3. Wanneer het kentekennummer in het systeem niet overeenkomt met het kenteken dat voorkomt op de foto van het voertuig en het kenteken dat voorkomt op de foto van het voertuig niet voldoet aan de zoekvraag, worden de gegevens van dat voertuig niet verstrekt. In andere gevallen geeft de geautoriseerde opsporingsambtenaar bij de verstrekking duidelijk aan dat het kentekennummer en het kenteken niet overeenkomen.

Artikel 5
  1. Er worden zodanige maatregelen of voorzieningen getroffen dat uitsluitend beelden van openbare plaatsen als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties geraadpleegd kunnen worden. 2. Er worden zodanige maatregelen of voorzieningen getroffen dat geen afbeeldingen van inzittenden van passerende voertuigen en andere personen geraadpleegd kunnen worden. 3. Deze maatregelen en voorzieningen houden in ieder geval in dat camera’s zodanig worden gericht en afgesteld dat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat niet-openbare plaatsen of personen herkenbaar op de foto-opname van het voertuig voorkomen. 4. De geautoriseerde opsporingsambtenaar controleert de foto van het voertuig alvorens deze te verstrekken aan een opsporingsambtenaar die een verzoek als bedoeld in artikel 7 heeft gedaan. Indien op de foto niet-openbare plaatsen of personen herkenbaar voorkomen, worden deze door de geautoriseerde opsporingsambtenaar van de foto verwijderd dan wel onherkenbaar gemaakt.

Artikel 6
  1. Alleen ambtenaren van de politie die zijn belast met de taken of werkzaamheden, bedoeld in artikel 2:1 van het Besluit politiegegevens kunnen door Onze Minister van Justitie en Veiligheid worden geautoriseerd als bedoeld in artikel 126jj, derde lid. Artikel 2:9 van het Besluit politiegegevens is van overeenkomstige toepassing. 2. De autorisaties worden vastgelegd. 3. De autorisaties worden periodiek geëvalueerd.

Artikel 7
  1. Een opsporingsambtenaar verzoekt de geautoriseerde opsporingsambtenaar langs geautomatiseerde weg om verstrekking van 126jj-gegevens met het oog op de opsporing van een verdachte van een misdrijf of de aanhouding van een voortvluchtige, als bedoeld in artikel 126jj, derde lid, van de wet. Hij overlegt daarbij het bevel van de officier van justitie, bedoeld in artikel 126jj, vierde lid, van de wet. 2. Indien de geautoriseerde opsporingsambtenaar al betrokken is bij het onderzoek in het kader waarvan het verzoek wordt gedaan, stuurt hij het verzoek door naar een andere geautoriseerde opsporingsambtenaar. 3. De geautoriseerde opsporingsambtenaar voert op basis van het bevel van de officier van justitie de zoekvraag in. De 126jj-gegevens die aan de zoekvraag voldoen worden door de geautoriseerde opsporingsambtenaar verstrekt aan de opsporingsambtenaar die het verzoek heeft gedaan.

Artikel 8
  1. Bij ieder verzoek wordt vastgelegd: a. de identiteit of het kenmerk van de geautoriseerde opsporingsambtenaar die het verzoek heeft behandeld en het bestand heeft geraadpleegd; b. de identiteit of het kenmerk van de opsporingsambtenaar die het verzoek heeft gedaan; c. het kenmerk van het bevel van de officier van justitie; d. in het kader van welk opsporingsonderzoek de raadpleging plaatsvindt; e. de datum en het tijdstip van het verzoek; f. de datum en het tijdstip van de raadpleging; g. de in het verzoek opgenomen politiegegevens, bedoeld in artikel 126jj, derde lid, tweede volzin, van de wet en de ingevoerde zoekvraag; h. de gegevens op grond waarvan kan worden nagegaan welke gegevens naar aanleiding van het verzoek zijn verstrekt inclusief de mededeling van het niet voorhanden zijn van een gegeven; i. de datum en het tijdstip van de verstrekking. 2. Artikel 32, derde lid, van de Wet politiegegevens is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 4. Centrale opslagsysteem

Artikel 9
  1. De 126jj-gegevens worden centraal verwerkt. 2. De verantwoordelijke is belast met het beheer over het centrale opslagsysteem. 3. In het centrale opslagsysteem worden uitsluitend 126jj-gegevens opgenomen. 4. Het centrale opslagsysteem legt geautomatiseerd vast op welke tijdstippen de geautoriseerde opsporingsambtenaar het systeem heeft geraadpleegd. Alle handelingen met betrekking tot de verwerking van de gegevens worden persoonsgebonden vastgelegd ten einde onderzoek mogelijk te maken. 5. De 126jj-gegevens worden vier weken na vastlegging automatisch vernietigd.

Artikel 10
  1. De toegang tot het centrale opslagsysteem is op deugdelijke wijze beveiligd, onder meer door middel van persoonsgebonden authenticatie. 2. De beveiliging is zodanig ingericht dat ongeautoriseerde toegang en pogingen daartoe worden gedetecteerd en dat tijdige interventie plaatsvindt.

Artikel 11

Alle wijzigingen in apparatuur, software of procedures die de beveiliging van de gegevens en informatie kunnen beïnvloeden zijn bekend en beoordeeld door of namens de verantwoordelijke als zijnde aanvaardbaar.

Artikel 12
  1. Het onderhoud van het centrale opslagsysteem vindt, voor zover dit toegang verschaft tot gegevens en informatie, op locatie plaats. 2. In afwijking van het eerste lid is onderhoud op afstand slechts toegestaan indien dit wordt uitgevoerd door een geautoriseerde opsporingsambtenaar, en slechts op tijdstippen waarvoor door de verantwoordelijke toestemming is verleend en er aantoonbaar voldoende waarborgen bestaan voor het handhaven van het beveiligingsniveau. 3. Reparatie aan het centrale opslagsysteem vindt op locatie plaats. Van de eerste volzin kan worden afgeweken indien de 126jj-gegevens zijn verwijderd en niet te achterhalen zijn.

Paragraaf 5. Verstrekking 126jj-gegevens aan Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het buitenland

Artikel 13
  1. In afwijking van paragraaf 5 van het Besluit politiegegevens kunnen 126jj-gegevens slechts worden verstrekt aan de aldaar genoemde autoriteiten, personen en instanties voor een van de doelen, genoemd in artikel 126jj, derde lid, van de wet. Artikel 126jj, derde lid, tweede...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT