Besluit van 7 april 2017, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het mogelijk maken van een verhoging van de fosfaatgebruiksnorm bij het treffen van de equivalente maatregel gewasopbrengstafhankelijke fosfaatgebruiksnormen op landbouwgrond met fosfaattoestand neutraal

Besluit van 7 april 2017, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met het mogelijk maken van een verhoging van de fosfaatgebruiksnorm bij het treffen van de equivalente maatregel gewasopbrengstafhankelijke fosfaatgebruiksnormen op landbouwgrond met fosfaattoestand neutraal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 8 juli 2016, nr. WJZ / 16100994, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu; Gelet op de artikelen 11, derde lid, en 40, eerste lid, van de Meststoffenwet;De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 september 2016, nr. W15.16.0187/IV); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 5 april 2017, nr. WJZ / 17040998, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet wordt gewijzigd als volgt:ANa artikel 21a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21

aa.

  1. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 21a, onderdeel b, wordt vermeerderd met de in bijlage III, tabel 1, opgenomen tabel vermelde hoeveelheid fosfaat per hectare bouwland per jaar van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond indien een bedrijf de in de tabel gemiddelde gewasopbrengst heeft van het totale areaal van een gewas als bedoeld in de tabel, gemeten over de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren. 2. De landbouwer die gebruik maakt van de verhoging van de fosfaatgebruiksnorm, bedoeld in het eerste lid: a. heeft, voor zover het suikerbieten, de in bijlage III, tabel 2, genoemde consumptieaardappelrassen, wintertarwe of zomergerst betreft, de afnemers, bedoeld in het derde lid, gemachtigd om desgevraagd gegevens over de afgenomen hoeveelheden van het desbetreffende gewas te verstrekken aan de minister; b. beschikt, voor zover het pootaardappelen, zaaiui, mais en andere consumptieaardappelrassen dan de in bijlage III, tabel 2, genoemde consumptieaardappelrassen betreft, over schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat het gewas aan een afnemer is geleverd en waaruit blijkt wat de gewasopbrengst is die aan een afnemer is geleverd. Onder schriftelijk bewijs wordt in ieder geval facturen en afleverbewijzen van de gewassen en historische financiële informatie verstaan; c. beschikt, voor zover het pootaardappelen, zaaiui, mais en andere consumptieaardappelrassen dan de in bijlage III, tabel 2, genoemde consumptieaardappelrassen betreft, over een samenstellingsverklaring van een accountant waaruit blijkt dat de gewasopbrengst die aan een afnemer zou zijn geleverd in overeenstemming is met het door de landbouwer verstrekte schriftelijk bewijs, bedoeld in onderdeel b; d. stelt Onze Minister uiterlijk op 1 juni van het kalenderjaar ervan in kennis dat het desbetreffende bedrijf gebruik maakt van de verhoging van de fosfaatgebruiksnorm; e. bewaart als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32, gegevens waaruit ter zake van elk van de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren blijkt: 1°. welke gewassen en rassen op het bedrijf werden geteeld; 2°. het aantal hectaren grond dat met de desbetreffende gewassen en rassen was beteeld; 3°. de hoogte van de gewasopbrengst; 4°. welke mestsoorten zijn gebruikt op het bedrijf; en 5°. de afnemers van de desbetreffende gewassen; f. bereikt de verhoging van de gebruiksnorm door het gebruik van kunstmest, compost, champost, schuimaarde of vaste mest van graasdieren. Het gebruik van deze meststoffen blijkt uit de administratie van de landbouwer; g. verleent medewerking aan de monitoring door Onze Minister van de milieueffecten van de toegestane vermeerdering van de hoeveelheid fosfaat op grond van het eerste lid. 3. Voor de bepaling van de gewasopbrengst, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend in aanmerking genomen de hoeveelheid die door de desbetreffende landbouwer rechtstreeks is afgeleverd aan afnemers. 4. In afwijking van het eerste lid, wordt de gewasopbrengst: a. in 2017 bepaald aan de hand van het voorafgaande jaar; b. in 2018 bepaald aan de hand van de twee voorafgaande jaren. 5. Het vierde lid en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2019. BNa artikel 78 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 78

a.

Artikel 21

aa en Bijlage III kunnen komen te vervallen op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. CBijlage III komt te luiden:

Bijlage III (behorende bij artikel 21aa van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet)

Tabel 1. Toegestane verhoging fosfaatgebruiksnormen met de fosfaatklasse neutraal als bedoeld in artikel 21aa, eerste lid

Gewas

Gemiddelde gewasopbrengst van het totale areaal van het gewas in de drie voorafgaande jaren

Toegestane verhoging fosfaatgebruiksnorm in kilogram fosfaat per hectare per jaar

Suikerbieten

65 tot 75

5

75 tot 85

10

85 of meer

15

Consumptieaardappelrassen

55 tot 60

5

60 tot 65

10

65 of meer

15

Wintertarwe

10 tot 11

5

11 of meer

10

Zomergerst

8 tot 9

5

9 of meer

10

Pootaardappelrassen

40 tot 45

5

45 of meer

15

Zaaiui

65 tot 75

10

75 of meer

15

Mais

50 tot 60

10

60 of meer

15

Tabel 2. Consumptieaardappelrassen als bedoeld in artikel 21aa, tweede lid, onderdelen a, b en c

Accord

Agria

Amora

Anosta

Arcade

Asterix

Bintje

Challenger

Daisy

Dolce Vita

Donald

Fianna

Felsina

Florida

Fresco

Fontane

Frieslander

Innovator

Kennebec

Lady Amarilla

Lady Blanca

Lady Olympia

Marijke

Maritiema

Markies

Miranda

Miriam

Premiere

Ramos

Remarka

Russet Burbank

Sagitta

Santana

Shepody

Spirit

Sinora

Ukama

Umatilla Russet

Van Gogh

Victoria

Zorba

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnootWassenaar, 7 april 2017Willem-AlexanderDe Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van DamDe Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Uitgegeven de achttiende april 2017 De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

  1. ALGEMEEN

    1. Doel en aanleiding

      Door middel van de onderhavige wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (hierna: Uitvoeringsbesluit) wordt een verhoging van de fosfaatgebruiksnorm mogelijk gemaakt indien een landbouwer ervoor kiest de zogenaamde equivalente maatregel «hogere gewasopbrengsten op landbouwgronden met fosfaattoestand neutraal» te treffen.

      De mogelijkheid voor het invoeren van equivalente maatregelen is opgenomen in het vijfde Nederlandse actieprogramma Nitraatrichtlijn1 (2014–2017). Daar is ook de motivering voor de invoering van dergelijke maatregelen opgenomen:

      De maatregelen in dit 5e AP bouwen voort op het maatregelenpakket dat eerder, in het 3e en 4e AP, is ingezet. Er zijn echter grenzen aan de milieuresultaten die nog kunnen worden geboekt met het bestaande, generieke maatregelenpakket. Deze generieke maatregelen doen niet altijd recht aan specifieke omstandigheden op bedrijfsniveau of aan de zeer diverse regionale omstandigheden van bodem- en watersystemen en de belasting van milieu vanuit andere bronnen, zoals rioolwaterzuiveringsinstallaties en industrie. De situatie komt op het punt dat het onverkort opleggen van generieke maatregelen aan het landbouwbedrijfsleven als geheel te weinig winst in termen van milieukwaliteit oplevert in verhouding tot de last voor het bedrijfsleven. Daarnaast roept het verder aanscherpen van generieke maatregelen een gevoel van onrechtvaardigheid op bij ondernemers die in termen van milieukwaliteit goed presteren en toch beperkt worden in de ruimte die nodig is om hun bedrijfsvoering te optimaliseren.

      Om die reden zal de periode van het 5e AP door Nederland worden benut om, samen met het landbouwbedrijfsleven en onderzoeksinstituten, te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om meer op het bedrijf toegesneden maatregelen te treffen. Doel daarbij is het realiseren van synergie tussen milieuwinst en bedrijfsresultaat. Uitgangspunt is dat de maatregelen in hun effect wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn en tenminste equivalent aan het effect van de generieke maatregelen. En een adequate borging van bedrijfsspecifieke maatregelen is hierbij een essentiële voorwaarde. Tevens moet maatwerk niet resulteren in een onaanvaardbare toename van de regeldruk bij het bedrijfsleven en de uitvoerings- en handhavingslast bij de overheid.

      (p.4)

      Naar aanleiding van de mogelijkheden die het Nederlandse actieprogramma Nitraatrichtlijn biedt, hebben LTO Nederland en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) voorgesteld de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT