Besluit van 9 april 2019 tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000, het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zonder terugtrekkingsakkoord

Besluit van 9 april 2019 tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000, het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zonder terugtrekkingsakkoord

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 februari 2019, nr. WJZ/1475943 (9977), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Gelet op de artikelen 7.45a, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, 2.2, eerste lid, onder c, van de Wet studiefinanciering 2000 en 2.2, eerste lid, onder c, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 februari 2019, nr. W05.19.0030/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 april 2019, nr. WJZ/6092940 (9977), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING BESLUIT STUDIEFINANCIERING 2000

Aan artikel 3 van het Besluit studiefinanciering 2000 wordt een lid toegevoegd, luidende:3. Met een Nederlander wordt eveneens gelijkgesteld de vreemdeling die: a. vanwege de Britse nationaliteit van hemzelf of van een familielid op 12 april 2019 werd aangemerkt als begunstigde in de zin van artikel 3, eerste lid, van richtlijn 2004/38/EG; b. rechtmatig verblijf heeft in Nederland, op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en op andere gronden dan bedoeld in het eerste lid; c. blijkens de basisregistratie personen op 12 april 2019 in Nederland woonachtig was; en d. indien hij een EU-ingezetene zou zijn, aan te merken zou zijn als een migrerend werknemer of familielid daarvan.

ARTIKEL II WIJZIGING BESLUIT ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

Aan artikel 3 van het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt een lid toegevoegd, luidende: 3. Met een Nederlander wordt eveneens gelijkgesteld de vreemdeling die: a. vanwege de Britse nationaliteit van hemzelf of van een familielid op 12 april 2019 werd aangemerkt als begunstigde in de zin van artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU L 158); b. rechtmatig verblijf heeft in Nederland, op andere gronden dan bedoeld in het eerste lid; c. blijkens de basisregistratie personen op 12 april 2019 in Nederland woonachtig was; en d. indien hij een EU-ingezetene zou zijn, aan te merken zou zijn als een migrerend werknemer, of familielid daarvan.

ARTIKEL III WIJZIGING UITVOERINGSBESLUIT WHW 2008

Na artikel 2.3a van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.3

b. Uitbreiding categorie studenten wettelijk collegegeld in verband met Britse nationaliteit.

De categorie studenten met aanspraak op wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45a, tweede lid, van de wet, en de artikelen 2.3 en 2.3a van dit besluit, omvat tevens personen die: a. vanwege de Britse nationaliteit van henzelf of van een familielid op 12 april 2019 werden aangemerkt als begunstigde in de zin van artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEU L 158); b. rechtmatig verblijf hebben in Nederland, op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en op andere gronden dan bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit studiefinanciering 2000; en c. blijkens de basisregistratie personen op 12 april 2019 in Nederland woonachtig waren.

ARTIKEL IV INWERKINGTREDING
  1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie heeft plaatsgevonden indien daarbij geen terugtrekkingsakkoord als bedoeld in artikel 50, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie van kracht is geworden dat de voorwaarden regelt waaronder de terugtrekking plaatsvindt. 2. Indien de terugtrekking, bedoeld in het eerste lid, later plaatsvindt dan op 13 april 2019, wordt in de artikelen I, II en III van dit besluit «12 april 2019» telkens vervangen door de datum van de dag vóór de datum van die terugtrekking.

    Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot’s-Gravenhage, 9 april 2019Willem-AlexanderDe Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

    Uitgegeven de twaalfde april 2019 De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

    NOTA VAN TOELICHTING

    Algemeen

  2. Inleiding

    De regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (VK) heeft op 29 maart 2017 de Europese Raad in kennis gesteld van het voornemen tot terugtrekking van het VK uit de Europese Unie (EU). Het gevolg van deze kennisgeving is dat de EU-Verdragen niet meer op het VK van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, met ingang van 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad met instemming van het VK met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn zou hebben besloten. Bij besluit van 21 maart 2019 heeft de Europese Raad ingestemd met een verlenging tot en met 22 mei 2019, op voorwaarde dat het Britse Lagerhuis het terugtrekkingsakkoord goedkeurt in de week van 25 t/m 29 maart. Indien het Lagerhuis het terugtrekkingsakkoord niet goedkeurt, heeft de Europese Raad ingestemd met een verlenging tot en met 12 april 2019. Ook kan nog tot verder uitstel worden besloten.

    Er moet dus nu rekening mee worden gehouden dat op 13 april 20191 het VK zonder terugtrekkingsakkoord uit de Europese Unie treedt en het een zogenoemd derde land wordt. De onderhavige amvb is nodig voor het geval de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk geen terugtrekkingsakkoord zijn overeengekomen. Terugtrekking werkt automatisch door in nationale regels, waarin een onderscheid is gemaakt tussen EU-burgers en niet-EU-burgers. Zo werkt het ook door in de regels ten aanzien van het ontvangen van studiefinanciering of een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten, het recht hebben op wettelijk collegegeld en het toekennen van rijksbekostiging aan een onderwijsinstelling.

    Aangezien zorgvuldig omgegaan moet worden met abrupte wijzigingen, wordt het treffen van maatregelen door de regering wenselijk geacht. Het uitgangspunt van de regering is namelijk dat de rechten die de VK-burgers en hun familieleden al hebben opgebouwd toen zij nog EU-burger waren, zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Dit uitgangspunt is in lijn met het uitgangspunt van de Europese Commissie. Op het beleidsterrein van het verblijfsrecht, toegang tot de arbeidsmarkt en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT