Wet van 26 april 1995 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht alsmede nadere aanpassing van een aantal wetten aan de Algemene wet bestuursrecht (Leemtewet Awb)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1995

250

Wet van 26 april 1995 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht alsmede nadere aanpassing van een aantal wetten aan de Algemene wet bestuursrecht (Leemtewet Awb)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het na de invoering van de Algemene wet bestuursrecht wenselijk is gebleken de Algemene wet bestuursrecht en een aantal andere wetten op een aantal punten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE WET BESTUURSRECHT C.A.

ARTIKEL I

De Algemene wet bestuursrecht1 wordt gewijzigd als volgt: A

In de artikelen 1:7, eerste lid, en 1:8, eerste lid, wordt «een bindend besluit van de Raad of de Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Aa

Artikel 8

1, tweede lid, komt te luiden: 2. Met een besluit wordt gelijkgesteld een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.

Staatsblad 1995 250 1

B

In artikel 8:4, onderdeel i, wordt na «voor zover het» ingevoegd: keuring, herkeuring,.

C

Artikel 8

41 wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid komen de tweede en derde volzin te luiden: Indien het een beroepschrift ter zake van twee of meer samenhangende besluiten of van twee of meer indieners ter zake van hetzelfde besluit betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. In die gevallen bedraagt het griffierecht het hoogste op grond van het derde lid ter zake van een van de besluiten onderscheidenlijk door een van de indieners verschuldigde bedrag. 2. Het derde lid, onderdeel a, wordt gewijzigd als volgt: a. de aanduiding van de subonderdelen «1e», «2e» en «3e» wordt vervangen door onderscheidenlijk «1°.», «2°.» en «3°.». b. in subonderdeel 1° wordt na «25» ingevoegd: en 29. c. in subonderdeel 2° wordt «als bedoeld in de Wet rechtstoestand dienstplichtigen» vervangen door: als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen. d. aan subonderdeel 3° wordt toegevoegd: of een besluit, genomen op grond van artikel P 9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet,.

D

Artikel 8

55 wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid wordt in de eerste volzin «kan een belanghebbende» vervangen door «kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan» en wordt in de derde volzin «6:5, 6:6 tot en met 6:9» vervangen door: 6:5 tot en met 6:9. 2. In het vierde lid wordt voor de bestaande tekst een volzin ingevoegd, luidende:

Indien de uitspraak waartegen verzet is gedaan, is gedaan door een meervoudige kamer, wordt uitspraak op het verzet gedaan door een meervoudige kamer.

E

Artikel 8

75 wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid wordt na «gesteld» ingevoegd: over de kosten waarop een veroordeling als bedoeld in de eerste volzin uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop bij de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. 2. Het derde lid vervalt en het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

F

Na artikel 8:75 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Staatsblad 1995 250 2

Artikel 8

75a.

  1. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. 2. De rechtbank stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Zij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de rechtbank bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden. 3. Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de rechtbank het onderzoek. In de overige gevallen zijn de afdelingen 8.2.4 en 8.2.5 van overeenkomstige toepassing.

    G Artikel 8:82 wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid wordt «tweede volzin» vervangen door: tweede en derde volzin. 2. In het derde lid, tweede volzin, wordt na «rechtspersoon» ingevoegd: , indien het verzoek wordt ingetrokken,.

    Ga

    In artikel 8:83, eerste lid, vierde volzin, wordt na «toepassing» ingevoegd: , met dien verstande dat getuigen en deskundigen kunnen worden meegebracht of opgeroepen zonder dat de in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is gedaan.

    H Artikel 8:84, vierde lid, komt te luiden: 4. De artikelen 8:67, tweede tot en met vijfde lid, 8:68, 8:69, 8:72, vijfde en zevende lid, 8:75, 8:75a, 8:76, 8:77, eerste en derde lid, 8:78, 8:79, tweede lid, en 8:80 zijn van overeenkomstige toepassing.

    I Aan artikel 8:87 wordt een derde lid toegevoegd, luidende: 3. Indien een verzoek om opheffing of wijziging is gedaan door het bestuursorgaan of het beroepsorgaan en het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door de griffier aan de desbetreffende rechtspersoon wordt terugbetaald.

    J De bijlage wordt gewijzigd als volgt: 1. In onderdeel A.4 wordt «Politiewet» vervangen door: Politiewet 1993.

    Staatsblad 1995 250 3

  2. In onderdeel C.3 wordt na «4.12,» ingevoegd «4.15a,» en wordt «8.34 en 8.37» vervangen door: 8.36 en 8.39. 3. In onderdeel C.4 wordt «27d» vervangen door: 43. 4. In onderdeel D.1 wordt «7c» vervangen door: 7d. 5. Onderdeel D.2 vervalt en de aanduiding «3.» voor onderdeel D.3 wordt vervangen door: 2. 6. Het opschrift van onderdeel H komt te luiden:

    H MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

ARTIKEL II

De Wet op de Raad van State2 wordt gewijzigd als volgt: A

Artikel 37

tweede lid, wordt gewijzigd als volgt: 1. In onderdeel b vervalt «en». 2. In onderdeel c wordt de punt aan het slot vervangen door: , en. 3. Een onderdeel d wordt toegevoegd luidende: d. een uitspraak van de president als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vierde lid, van die wet.

B

Aan artikel 39, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 8:86, eerste lid, kan slechts worden toegepast indien een enkelvoudige kamer of de president van de rechtbank uitspraak op het beroep heeft gedaan.

C

Na artikel 39 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 39a 1. In geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan kan het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in de kosten worden veroordeeld. Indien het hoger beroep mondeling wordt ingetrokken, wordt het verzoek door de partij die daarbij aanwezig is mondeling gedaan tegelijk met de intrekking van het hoger beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Indien het hoger beroep schriftelijk wordt ingetrokken, wordt het verzoek schriftelijk gedaan. De artikelen 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. 2. Artikel 8:75a, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Staatsblad 1995 250 4

D

Artikel 40

wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid komen de tweede en derde volzin te luiden: Indien de uitspraak van de rechtbank, voor zover daartegen hoger beroep is ingesteld, betrekking heeft op meer danéén besluit of indien het een gezamenlijk beroepschrift van twee of meer indieners ter zake van dezelfde uitspraak betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. In die gevallen bedraagt het griffierecht het hoogste op grond van het tweede lid ter zake van een van de besluiten onderscheidenlijk door een van de indieners verschuldigde griffierecht. 2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «ingesteld,» ingevoegd: tenzij bij wet anders is bepaald,. 3. In het derde lid wordt «bevestigd» vervangen door: in stand gelaten. E.

Artikel 41

wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «tweede volzin» vervangen door: tweede en derde volzin. 2. In het derde lid, tweede volzin, wordt na «rechtspersoon» ingevoegd: , indien het verzoek wordt ingetrokken,. 3. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende: 5. Indien het verzoek is gedaan door het bestuursorgaan en het verzoek...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT