Binnenvaartwet

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterVervoersrecht
CourtInfrastructuur en Milieu

Geldend van 01-07-2021 t/m heden

Wet van 13 september 2007, houdende bepalingen met betrekking tot de veilige vaart op de binnenwateren (Binnenvaartwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van de binnenvaart wenselijk is de wetgeving te harmoniseren door de bepalingen die betrekking hebben op de toegang tot de markt, de technische staat van het schip, de scheepsmeting, de bemanning, het vaarbewijs, de scheepsnummering en de gegevensverstrekking in een wet bijeen te brengen, waarbij mede uitvoering wordt gegeven aan de Herziene Rijnvaartakte met bijbehorende protocollen, alsmede aan Verordening 1017/68/EEG van de Raad van 19 juli 1968 houdende de toepassing van mededingingsregels op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (L 175), Richtlijn 76/135/EEG van de Raad van 20 januari 1976 inzake wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen (L 021), Richtlijn 80/1119/EEG van de Raad van 17 november 1980 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de binnenwateren (L 339), Richtlijn 82/714/EEG van de Raad van 4 oktober 1982 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (L 301), Verordening nr. 2919/85/EEG van de Raad van 17 oktober 1985 houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor het regime dat door de Herziene Rijnvaartakte wordt gereserveerd voor de vaartuigen die tot de Rijnvaart behoren (L 280), Richtlijn 87/540/EEG van de Raad van 9 november 1987 betreffende de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren en inzake de onderlinge erkenning van dit beroep betreffende diploma's, certificaten en andere titels (L 322), Verordening 3921/91/EEG van de Raad van 16 december 1991 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot binnenlands goederen- en personenvervoer over de binnenwateren in een Lid-Staat waar zij niet gevestigd zijn (L 373), Richtlijn 91/672/EEG van de Raad van 16 december 1991 inzake wederzijdse erkenning van de nationale vaarbewijzen voor het besturen van schepen in het goederen- en personenvervoer over de binnenwateren (L 373), Verordening 3912/92/EEG van de Raad van 17 december 1992 inzake in de Gemeenschap in het wegvervoer en de binnenvaart uitgevoerde controles van in een derde land ingeschreven of tot het verkeer toegelaten vervoermiddelen (L 395), Verordening 1356/96/EEG van de Raad van 8 juli 1996 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor het vervoer van goederen of personen over de binnenwateren, tussen Lid-Staten, om voor dit vervoer het vrij verrichten van diensten te verzekeren (L 175) en Richtlijn 96/50/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de harmonisatie van voorwaarden voor de afgifte van nationale vaarbewijzen voor binnenvaartuigen welke bij het goederen- en personenvervoer in de Gemeenschap gebruikt worden (L 235);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Reikwijdte van de wet
§ 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

    bedrijfsmatig vervoer:

    • 1°. vervoer in de uitoefening van een bedrijf of beroep;

    • 2°. vervoer van goederen, uitsluitend bestemd voor of afkomstig van de eigen onderneming; of

    • 3°. slepen en duwen van schepen met sleep-, duw- en sleepduwboten;

    bemanningslid: ieder die zich als schipper, stuurman, machinist, volmatroos, matroos-motordrijver, matroos, lichtmatroos, lid van het veiligheidspersoneel of deksman aan boord van een schip bevindt;

    bevoegde autoriteit: door Onze Minister aangewezen autoriteit;

    binnenschip:

    • 1°. vaartuig dat is bestemd voor de vaart op de binnenwateren of op dienovereenkomstige buitenlandse wateren;

    • 2°. drijvend werktuig;

    binnenwateren: wateren die in Nederland zijn gelegen binnen een langs de Nederlandse kust gaande, bij ministeriële regeling aan te wijzen lijn;

    dekbemanning: de bemanning met uitzondering van de machinisten;

    diepgang: verticale afstand van het laagste punt van de scheepsromp aan de onderkant van de bodembeplating of van de kiel tot het vlak van de grootste inzinking van de scheepsromp in meters;

    drijvend werktuig: drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden, zoals grind- of zandzuigers, baggermolens, hei-installaties, kranen en elevatoren;

    gezagvoerder: degene die het gezag voert over een schip;

    Herziene Rijnvaartakte: op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161);

    onderneming: rechtspersoon, vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maatschap dan wel natuurlijke persoon, die zich bezig houdt met bedrijfsmatig vervoer;

    Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    schip: zeeschip of binnenschip;

    verwerking van persoonsgegevens: hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 4, onderdelen 1 en 2, van de Algemene verordening gegevensbescherming;

    werkgever:

    • 1°. degene jegens wie de gezagvoerder krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, behalve indien die gezagvoerder aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid welke die derde gewoonlijk doet verrichten;

    • 2°. degene aan wie de gezagvoerder ter beschikking is gesteld voor het verrichten van arbeid als bedoeld onder 1°; of

    • 3°. degene die zonder werkgever als bedoeld onder 1° of 2° te zijn, de gezagvoerder onder zijn gezag arbeid doet verrichten;

    zeeschip: schip dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor de vaart op zee;

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder:

    eigenaar van een binnenschip: degene die het binnenschip in gebruik heeft, niet zijnde een reis- of tijdbevrachter;

    vervoer:

    • 1°. aanbieden van schepen voor het vervoeren van goederen en personen;

    • 2°. laden en lossen van goederen;

    • 3°. in- en ontschepen van personen; of

    • 4°. opslaan van goederen in schepen.

  • 3 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder vervoer niet verstaan het door een schip vervoeren van met behulp van dit schip zelf gevangen vis als bedoeld in de Visserijwet 1963.

§ 2. Zonering binnenwateren
Artikel 2

Overeenkomstig bindende besluiten van instellingen van de Europese Gemeenschappen dan wel anderszins ter uitvoering van verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties worden bij ministeriële regeling de binnenwateren onderverdeeld in zones, die kunnen verschillen met het oog op de eigen omstandigheden van de vaart.

§ 3. Toepassingsgebied
Artikel 3

Deze wet is van toepassing op de binnenwateren.

Artikel 4

Deze wet is niet van toepassing op schepen:

  • a. in het beheer van het Ministerie van Defensie; of

  • b. behorende tot een buitenlandse krijgsmacht.

Hoofdstuk 2. Toegang tot de markt
Artikel 5
  • 1 Het is degene die bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen verricht verboden een schip te gebruiken waarvoor niet een in het tweede lid bedoeld document van toelating is afgegeven.

  • 2 Overeenkomstig bindende besluiten van instellingen van de Europese Gemeenschappen dan wel anderszins ter uitvoering van verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur documenten van toelating vastgesteld, die voor bepaalde categorieën van schepen of bepaalde soorten van vervoer kunnen verschillen.

Artikel 6
  • 1 Het is een onderneming of degene die een onderneming drijft verboden bedrijfsmatig goederen te vervoeren, anders dan bestemd voor of afkomstig van de eigen onderneming, zonder dat aan deze onderneming een persoon verbonden is aan wie een bewijs van vakbekwaamheid is afgegeven voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen en die daadwerkelijk en bij voortduring leiding geeft aan de vervoersactiviteit van de onderneming.

  • 2 Onze Minister kan vrijstelling verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. Aan een vrijstelling kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het aantonen van de vakbekwaamheid, waaronder in ieder geval zijn begrepen de vereiste kennisgebieden en de vereiste scholing of praktijkervaring.

  • 4 Documenten die ten bewijze van de vakbekwaamheid zijn afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie krachtens bindende besluiten van instellingen van de Europese Gemeenschappen, door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of door Zwitserland, worden gelijkgesteld aan het bewijs van vakbekwaamheid, bedoeld in het eerste lid.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald in welke gevallen en voor welke termijnen Onze Minister...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT