Besluit van 29 januari 2014, houdende regels ter waarborging van de kwaliteit van curatoren, bewindvoerders en mentoren (Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren)

Besluit van 29 januari 2014, houdende regels ter waarborging van de kwaliteit van curatoren, bewindvoerders en mentoren (Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 december 2013, nr. 456543; Gelet op de artikelen 383, zevende, achtste en negende lid, 435, zevende, achtste en negende lid, en 452, zevende en achtste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 januari 2014, nr. W03.13.0441/II); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 januari 2014, nr. 476742; Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. curator:

een persoon als bedoeld in artikel 383, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; b. bewindvoerder:

een persoon als bedoeld in artikel 435, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; c. mentor:

een persoon als bedoeld in artikel 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; d. verklaring omtrent het gedrag:

verklaring als bedoeld in afdeling 5 van titel 2 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens; e. accountant:

een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; f. deskundige:

een deskundige als bedoeld in artikel 452, achtste lid, onderdeel b, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK 2 KWALITEITSEISEN

Eisen betreffende de werving (integriteit), opleiding, scholing en begeleiding

Artikel 2
  1. De curator beschikt over een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven voor het uitoefenen van de taken van curator, van hemzelf en van de personen door wie hij de taken van een curator uitoefent. 2. De in het eerste lid bedoelde verklaring is niet eerder afgegeven dan zes maanden voorafgaande aan de datum van de eerste benoeming tot curator, dan wel de datum van aanvang van de uitoefening van de taken, en is niet ouder dan vijf jaren gerekend vanaf de datum van afgifte. 3. De curator draagt er zorg voor dat de personen door wie hij de taken van een curator uitoefent, niet: a. handelingsonbekwaam zijn; b. onder mentorschap zijn gesteld; c. bewindvoerder van de onder curatele gestelde zijn in de zin van artikel 287 van de Faillissementswet, dan wel de taken van een dergelijke bewindvoerder uitoefenen; d. een direct betrokken of behandelend hulpverlener zijn, dan wel de taken van een dergelijke hulpverlener uitoefenen; e. behoren tot de leiding of tot het personeel van de instelling waar de onder curatele gestelde wordt verzorgd of die aan de onder curatele gestelde begeleiding biedt. 4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders en mentoren.

Artikel 3
  1. De curator dan wel de natuurlijke persoon die de rechtspersoon die curator is, vertegenwoordigt, heeft ten minste een passende beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs met goed gevolg afgerond. De curator beschikt voor iedere persoon door wie hij de taken van een curator uitoefent, over een afschrift van het bewijs dat ten minste de in de vorige zin bedoelde opleiding met goed gevolg is afgerond. 2. De curator onderhoudt en ontwikkelt zijn voor het curatorschap van belang zijnde kennis en vaardigheden door ten minste jaarlijks een bijscholings- of trainingsactiviteit te verrichten. 3. De curator draagt zorg voor de begeleiding van de personen door wie hij de taken van een curator uitoefent door ten minste jaarlijkse functioneringsgesprekken te voeren en deze schriftelijk vast te leggen en hen jaarlijks in staat te stellen om een bijscholings- of trainingsactiviteit als bedoeld in het tweede lid te verrichten. 4. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders, met dien verstande dat de bewindvoerder die is benoemd in een bewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden als bedoeld in artikel 431, eerste lid, onderdeel b, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, ten minste een passende beroepsopleiding als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met goed gevolg heeft afgerond, dan wel gedurende een periode van ten minste twee jaar als curator of bewindvoerder heeft gefungeerd. 5. Het eerste lid, eerste zin, en het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op mentoren. Voor zover een persoon door wie de mentor zijn taken uitoefent geen opleiding als bedoeld in de eerste zin heeft afgerond, voorziet de mentor in de begeleiding van deze persoon in de uitoefening van zijn taken door een persoon die deze opleiding wel met goed gevolg heeft afgerond.

Eisen omtrent de omgang met de betrokkene

Artikel 4
  1. De curator gaat bij zijn taakvervulling uit van de levensovertuiging, godsdienstige gezindheid en culturele achtergrond van de onder curatele gestelde. 2. De curator bevordert, waar mogelijk, de zelfredzaamheid van de onder curatele gestelde. 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders en mentoren.

Artikel 5
  1. De curator stelt, zo mogelijk in overleg met de onder curatele gestelde, het doel van de curatele vast en de wederzijdse afspraken om dat doel te bereiken. De curator verstrekt aan de onder curatele gestelde een op schrift gesteld document met het doel en, voor zover mogelijk, de gemaakte afspraken, waarin wordt toegelicht wat de curator en de onder curatele gestelde wederzijds van elkaar mogen verwachten. De curator licht het document mondeling toe. De curator overlegt het document aan de kantonrechter voorafgaande aan zijn benoeming. 2. De curator is ten minste tijdens vier werkdagen per week voor de onder curatele gestelde telefonisch bereikbaar en voor het overige zodanig bereikbaar, dat de onder curatele gestelde binnen twee werkdagen een reactie ontvangt. De curator voorziet buiten de werkdagen in zijn bereikbaarheid voor noodgevallen. De curator stelt de onder curatele gestelde op de hoogte van zijn bereikbaarheid in het document, bedoeld in het eerste lid. 3. De curator heeft ten minste tweemaandelijks contact met de onder curatele gestelde, tenzij de onder curatele gestelde geen contact met de curator wenst of daartoe niet in staat is. 4. De curator vermeldt in het document, bedoeld in het eerste lid, wie voor de onder curatele gestelde als contactpersoon fungeert en wie diens vervanger is. Indien de contactpersoon wijzigt, stelt de curator de onder curatele gestelde daarvan onverwijld schriftelijk op de hoogte. 5. De curator verschaft de onder curatele gestelde ten minste maandelijks een overzicht van de mutaties op de rekening, bedoeld in artikel 386, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de onder curatele gestelde daar bezwaar tegen maakt of niet in staat is het overzicht te begrijpen. 6. Het eerste lid, tweede lid, eerste en derde volzin, en het vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders, met dien verstande dat in het vijfde lid wordt gedoeld op de rekening, bedoeld in artikel 436, vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. 7. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op mentoren.

Artikel 6
  1. De curator heeft een klachtenregeling en verstrekt deze bij of onverwijld na zijn benoeming aan de onder curatele gestelde. 2. De klachtenregeling vermeldt ten minste: a. dat een klacht kan worden ingediend door degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, b. bij wie en op welke wijze een klacht kan worden ingediend, c. dat de klacht door de curator wordt afgehandeld binnen een termijn van ten hoogste zes weken, d. dat een toelichting wordt verstrekt indien een klacht ongegrond wordt verklaard, e. indien een klacht gegrond wordt verklaard, of en zo ja welke gevolgen de curator hieraan verbindt; f. de mogelijkheden die de klager ter beschikking staan bij ongegrondverklaring van de klacht. 3. De curator handelt de klacht af in overeenstemming met de klachtenregeling, bedoeld in het eerste lid. 4. De curator zorgt er voor dat de klacht wordt behandeld door een ander dan degene op wie de klacht betrekking heeft, tenzij de klacht de curator zelf betreft. 5. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders en mentoren, met dien verstande dat in het tweede lid, onderdeel a, wordt gedoeld op artikel 432, eerste en tweede lid, respectievelijk artikel 451, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Eisen omtrent bedrijfsvoering

Artikel 7
  1. De curator draagt zorg voor het vormen, wekelijks bijhouden en sluiten van een dossier van iedere onder curatele gestelde. 2. Het dossier bevat alle voor de uitoefening van de curatele van belang zijnde documentatie en correspondentie met en ten aanzien van de onder curatele gestelde, waaronder in ieder geval: a. de voor de curator beschikbare documenten die de vermogenstoestand van de onder curatele gestelde betreffen, b. de voor de curator beschikbare documenten die de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de onder curatele gestelde betreffen, c. de vastlegging van de contacten van de curator met de onder curatele gestelde, dan wel een aantekening over het uitblijven van contact op grond van artikel 5, derde en vijfde lid. 3. Het eerste lid en het tweede lid, onderdelen a en c, zijn van overeenkomstige toepassing op bewindvoerders. 4. Het eerste lid en het tweede lid, onderdelen b en c, zijn van overeenkomstige...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT