Besluit van 4 december 1997, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 1997-1999

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1997

655

Besluit van 4 december 1997, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 1997-1999

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1997, nr. AD97/U809, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid, gedaan mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 november 1997, no. W04.97.0614);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 25 november 1997, nr. AD97/1054, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid, uitgebracht mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt1 als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 6 wordt een nieuw artikel 6a ingevoegd, luidend:

Artikel 6

a.

1. In zeer bijzondere gevallen kan op verzoek van betrokkene een aanstelling in tijdelijke dienst worden verleend waarin ten aanzien van hem dit besluit gedeeltelijk of andere algemene maatregelen van bestuur als bedoeld in artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet die specifiek betrekking hebben op ambtenaren in de zin van dit besluit, geheel of gedeeltelijk buiten toepassing worden verklaard.

Staatsblad 1997 655 1

2. Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste lid.

B

Aan artikel 12 wordt een derde lid toegevoegd, luidend:

3. Indien de aanstelling geschiedt in tijdelijke dienst met toepassing van artikel 6a, eerste lid, wordt bovendien in de akte van aanstelling vermeld welke van de in dat artikellid bedoelde regelingen geheel of gedeeltelijk buiten toepassing zijn verklaard.

C

Artikel 12

a wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het eind van onderdeel d wordt de puntkomma vervangen door een punt. 2. Onderdeel e komt te vervallen.

D

Aan artikel 22 worden een twaalfde, dertiende en veertiende lid toegevoegd, luidend:

12. Indien het belang van de dienst zich daartegen niet verzet, kan het bevoegd gezag op aanvraag van de ambtenaar eenmaal per kalenderjaar zijn ingevolge het vierde en vijfde lid geldende aanspraak op vakantie verlagen. Het aantal uren vakantie waarmee de aanspraak kan worden verlaagd bedraagt ten hoogste het aantal uren vakantie waarop de ambtenaar over het desbetreffende kalenderjaar aanspraak heeft, verminderd met 144 uur indien hij een volledige werktijd heeft en verminderd met een in evenredigheid lager aantal uren indien hij een onvolledige werktijd heeft. 13. Het bevoegd gezag stelt vast voor welke datum aanvragen als bedoeld in het twaalfde lid kunnen worden ingediend en geeft op of na die datum gelijktijdig beschikkingen op de voor die datum ingediende aanvragen. 14. De ambtenaar wordt voor elk uur vakantie waarmee zijn aanspraak op vakantie overeenkomstig het twaalfde lid wordt verlaagd, een vergoeding toegekend ten bedrage van het salaris per uur dat hij geniet op de door het bevoegd gezag krachtens het dertiende lid vastgestelde datum.

E

In artikel 32b wordt de zinsnede «de artikelen 75 en 76» vervangen door: artikel 76.

F

Artikel 33

g wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste, tweede, derde en vierde lid komen te luiden: 1. De ambtenaar die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot een kind, onderscheidenlijk de ambtenaar die blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft aanspraak op verlof. Indien de ter zake van de aanspraak op verlof in de eerste volzin gestelde voorwaarden ten aanzien van meer kinderen van de ambtenaar met ingang van hetzelfde tijdstip worden vervuld, bestaat de aanspraak slechts ten aanzien van één van die.

Staatsblad 1997 655 2

kinderen. Geen aanspraak op verlof bestaat over de periode gelegen na de datum waarop het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt. 2. Het verlof wordt uitsluitend verleend aan de ambtenaar wiens dienstbetrekking ten minste een jaar heeft geduurd. Indien de dienstbetrekking buiten Nederland wordt vervuld bestaat aanspraak op verlof tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich hiertegen verzetten. 3. Het aantal uren verlof waarop de ambtenaar ten hoogste aanspraak heeft bedraagt een kwart van het aantal door de ambtenaar te werken uren in het kalenderjaar waarin het verlof aanvangt uitgaande van zijn arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvangt. Indien de arbeidsduur van de ambtenaar gedurende het verlof wijzigt, wordt de aanspraak op het verlof opnieuw vastgesteld, rekening houdend met de mate waarin de arbeidsduur is gewijzigd en de mate waarin de periode gedurende welke het verlof wordt genoten is verstreken. 4. Het verlof wordt opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden en gelijkmatig over deze periode verdeeld. In afwijking van de eerste volzin kan de ambtenaar het bevoegd gezag verzoeken om het verlof op een andere wijze aaneengesloten te genieten. Het bevoegd gezag stemt in met het verzoek tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten. 2. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd, luidend: Het bevoegd gezag kan de ambtenaar ontheffen van de in de eerste volzin bedoelde verplichting indien er bijzondere omstandigheden zijn die dat naar het oordeel van het bevoegd gezag rechtvaardigen. 3. In het achtste lid wordt de zinsnede «een maand» vervangen door: vier weken. 4. In het negende lid wordt de zinsnede «en wel tot een maand voor het door de ambtenaar opgegeven tijdstip van ingang van het verlof» vervangen door: tot vier weken voor het tijdstip van ingang van het verlof.

G

Artikel 49

k komt te luiden:

Artikel 49

k.

De herplaatsingskandidaat die slechts in een voor hem passende functie kan worden herplaatst na om-, her- of bijscholing kan hiertoe worden verplicht, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. Artikel 59, tweede lid, eerste volzin, derde, vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel 49

n, eerste lid, komt te luiden:

1. De ambtenaar die in verband met zijn herplaatsing of plaatsing in een passende functie in opdracht van Onze Minister is verhuisd, wordt eenmalig een bedrag toegekend van f 24 000,- bruto ter tegemoetkoming in de daarmee verband houdende kosten.

I

Artikel 51

komt te luiden:

Artikel 51

1. De ambtenaar is verplicht een eed of een belofte af te leggen. 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het afleggen door de ambtenaar van de eed of de belofte.

Staatsblad 1997 655 3

3. Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken wordt het formulier vastgesteld dat wordt gebruikt voor het afleggen door de ambtenaar van de eed of de belofte.

J

Na artikel 58a worden de nieuwe artikelen 59 en 60 ingevoegd, luidend:

Artikel 59

1. De ambtenaar kan in het belang van de dienst worden verplicht om scholing te volgen, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. 2. Aan de ambtenaar, die op grond van het eerste lid is verplicht om scholing te volgen, wordt een volledige vergoeding van de noodzakelijk te maken scholingskosten toegekend. Onze Minister kan in bijzondere gevallen afwijken van de vorige volzin. 3. Aan de ambtenaar, die op grond van het eerste lid is verplicht om scholing te volgen, kan scholingsverlof met behoud van bezoldiging worden verleend. 4. De ambtenaar, die op grond van het eerste lid is verplicht om scholing te volgen, kan worden verplicht tot terugbetaling van de aan hem toegekende vergoeding van de scholingskosten: a. bij onvoldoende resultaat in de scholing en bij tussentijds afbreken van de scholing, indien dit aan eigen schuld of toedoen van de ambtenaar is te wijten; b. bij ontslag tijdens het volgen van de scholing en in bijzondere gevallen bij ontslag binnen een termijn van maximaal drie jaren na het met voldoende resultaat afronden van de scholing, tenzij de ambtenaar binnen een maand na zijn ontslag elders in dienst treedt binnen de Rijksdienst of aansluitend aan zijn ontslag recht heeft op een uitkering op grond van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ouderdomspensioen. 5. Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van dit artikel nadere regels worden gesteld.

Artikel 60

1. Aan de ambtenaar die op eigen initiatief scholing gaat volgen, kan op zijn aanvraag een vergoeding van de noodzakelijk te maken scholingskosten worden toegekend of scholingsverlof met behoud van bezoldiging worden verleend, indien het belang van de dienst bij het volgen van de scholing is gebaat. 2. De ambtenaar, aan wie op grond van het eerste lid een vergoeding van scholingskosten is toegekend, kan worden verplicht tot terugbetaling van die vergoeding: a. bij onvoldoende resultaat in de scholing en bij tussentijds afbreken van de scholing, indien dit aan eigen schuld of toedoen van de ambtenaar is te wijten; b. bij ontslag tijdens het volgen van de scholing en bij ontslag binnen een termijn van maximaal drie jaren na het met voldoende resultaat afronden van de scholing, tenzij de ambtenaar binnen een maand na zijn ontslag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT