Wet van 22 mei 2003, houdende invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2003

218

Wet van 22 mei 2003, houdende invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! Doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog op de invoering van titel 4 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte daarin nog enkele wijzigingen aan te brengen, andere wetgeving aan die titel en aan voornoemde wet aan te passen en regels van overgangsrecht te geven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 2 juli 1998 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek (26 089)1 tot wet wordt verheven en in werking treedt, worden daarin de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. Aan artikel 211 lid 3 wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van artikel 70 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt deze vordering gelijkgesteld aan een vordering tot uitwinning.

  2. Op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 25 oktober 1999 ingediende voorstel van wet tot herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken (26 855) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in de onder a opgenomen tekst het cijfer «70» vervangen door: 2.9.5.

    ba. Artikel 231 lid 2 wordt vervangen door: 2. De verhuurder kan de overeenkomst op de voet van artikel 267 van Boek 6 ontbinden op de grond dat door gedragingen in het gehuurde de openbare orde is verstoord en het gehuurde deswege op grond van artikel 174a van de Gemeentewet dan wel op grond van een verordening als

    Staatsblad 2003 218 1

    bedoeld in artikel 174 van die wet is gesloten of door gedragingen in zodanig gebouw in strijd met artikel 2 of 3 van de Opiumwet is gehandeld en het desbetreffende gebouw deswege op grond van artikel 13b van die wet is gesloten.

  3. Aan artikel 230a wordt een negende lid toegevoegd, luidende: 9. Van dit artikel kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.

  4. Artikel 232 wordt gewijzigd als volgt:

    1. In lid 3 wordt de zinsnede «huur die niet een zelfstandige woning vormt» vervangen door: huur van woonruimte die niet een zelfstandige woning vormt.

    2. In lid 4 wordt «270 tot en met 277» vervangen door: 270, 271 tot en met 277.

    3. In lid 4 wordt de zinsnede «de huur in gebouwen» vervangen door: de huur van woonruimte in gebouwen.

  5. Artikel 242 lid 1 wordt vervangen door 1. Behoudens bij standaardregeling bedoeld in artikel 214 van Boek 6 kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken van de artikelen 204, 206 leden 1 en 2, 207, 208 en 217, tenzij het gaat om herstellingen aan door de huurder aangebrachte veranderingen en toevoegingen of gebreken aan door de huurder aangebrachte veranderingen en toevoegingen.

  6. In artikel 253 lid 2 onder c wordt de zinsnede «kan de verhuurder de huurcommissie binnen drie maanden na het in lid 1 bedoelde tijdstip verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel.» op een nieuwe regel geplaatst.

  7. In artikel 255 lid 1 onder b wordt de zinsnede beginnend met de woorden «is de huurprijs, vermeerderd met» en eindigend met de woorden «als redelijk is aan te merken.» op een nieuwe regel geplaatst.

  8. In artikel 262 lid 1 vervalt het woord «zich».

  9. In artikel II worden de woorden «op een bij wet te bepalen tijdstip» vervangen door: op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 2 juli 1998 ingediende voorstel van wet, houdende integratie van de Huurprijzenwet woonruimte en de Wet op de huurcommissies in een uitvoeringswet huurprijzen woonruimte onder gelijktijdige overheveling van een deel van de tekst van de Huurprijzenwet woonruimte naar de nieuwe titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte) (26 090)2 tot wet wordt verheven en in werking treedt, worden daarin de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. Artikel 10, eerste lid, komt te luiden: 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven voor de waardering van de kwaliteit van een woonruimte, van de redelijkheid van de huurprijs en van wijziging daarvan.

    Staatsblad 2003 218 2

  2. Na artikel 53 worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende als volgt:

Artikel 53

a.

Indien deze wet later in werking treedt dan 1 juli van enig jaar, geldt artikel 41 vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar.

Artikel 53

b.

De in artikel 42, eerste lid, bedoelde opgave wordt voor de eerste maal verstrekt per de eerste datum van 1 januari, 1 mei of 1 september nadat sedert het in werking treden van deze wet ten minste vier maanden zijn verstreken. De in de eerste zin bedoelde opgave betreft de eerste maal het aantal van de sedert de vier daaraan voorafgaande maanden binnengekomen door de huurcommissie te behandelen onderscheidenlijk afgedane zaken.

Artikel 53

c.

Het in artikel 43 bedoelde verslag wordt voor de eerste maal opgesteld nadat sedert het tijdstip van in werking treden van deze wet een geheel kalenderjaar is verstreken. Over het daaraan voorafgaande kalenderjaar wordt door de huurcommissie verslag uitgebracht op de wijze als is aangegeven in artikel 24 van de Wet op de huurcommissies, zoals dat artikel voor de inwerkingtreding van deze wet luidde.

Artikel 53

d.

Artikel 46

eerste volzin, is niet van toepassing op het voor de eerste maal vaststellen van de in die volzin bedoelde algemene maatregelen van bestuur.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 30 november 1999 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van afdeling 7.4.6 van het Burgerlijk Wetboek (huur van bedrijfsruimte) (26 932)3 tot wet wordt verheven en in werking treedt, vervalt artikel XI van die wet.

ARTIKEL IV

In titel 8 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek4 worden na artikel 199 de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 205

Procedures inzake overeenkomsten van huur en verhuur, waarin de inleidende dagvaarding is betekend dan wel het inleidende verzoekschrift is ingediend voor het tijdstip van in werking treden van titel 4 van Boek 7, worden, met inbegrip van een eis die in het geding...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT