Implementatiebesluit wijziging vierde anti-witwasrichtlijn

Besluit van 11 mei 2020 tot wijziging van onder meer het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 en het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 ter implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156) (Implementatiebesluit wijziging vierde anti-witwasrichtlijn)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 8 januari 2020, 2019-0000195748, directie Financiële Markten, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid; Gelet op de artikelen 23c, eerste lid, 23h, vijfde lid, en 23j, derde lid, en 31, eerste en tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, artikel 15, derde en vierde lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 en artikel 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 februari 2020, nr. W06.19.0429/III); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 19 februari 2020, 2020-0000034603, directie Financiële Markten, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en Veiligheid; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 wordt gewijzigd als volgt:AVoor artikel 1 wordt het opschrift «§1. Inleidende bepalingen» geplaatst. BIn artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:aanbieder:

aanbieder als bedoeld in artikel 23b van de wet;CNa artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1

a.

  1. De bij de registratie aan te leveren gegevens, bedoeld in artikel 23c, eerste lid, van de wet zijn in ieder geval: a. contactgegevens van de aanbieder; b. gegevens met betrekking tot de bedrijfsvoering en de zeggenschapsstructuur van de aanbieder; c. gegevens met betrekking tot personen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen alsmede personen die al dan niet middellijk een gekwalificeerde deelneming houden in de aanbieder; d. gegevens die verband houden met de naleving van de wet of de Sanctiewet 1977; e. overige bij ministeriële regeling te bepalen gegevens. 2. De gegevens bedoeld in het eerste lid kunnen nader worden uitgewerkt bij ministeriële regeling. DVoor artikel 2 wordt de aanduiding «§2. Nadere uitwerking definities politiek prominente personen en uiteindelijk belanghebbende» geplaatst. EIn artikel 2 wordt het tweede derde lid vernummerd tot vierde lid.FVoor artikel 5 wordt de aanduiding §3. Nadere regels betrouwbaarheid» geplaatst. GDe artikelen 5 tot en met 9 komen te luiden:

Artikel 5

De Nederlandsche Bank stelt vast of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 23h, tweede lid, van de wet buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.

Artikel 6

De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 5, in ieder geval de antecedenten genoemd in bijlage 2 in aanmerking.

Artikel 7
  1. De Nederlandsche Bank verkrijgt inzicht in de in artikel 5 bedoelde voornemens, handelingen en antecedenten op grond van: a. door betrokkene verstrekte gegevens en inlichtingen; b. door de Landelijke Officier van Justitie verstrekte politiegegevens; c. gegevens uit de registratie, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet controle op rechtspersonen; d. gegevens en inlichtingen, verkregen van de Belastingdienst; e. gegevens en inlichtingen, verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn; f. ambtsberichten van het Openbaar Ministerie; g. inlichtingen, verkregen van door betrokkene opgegeven referenties; h. gegevens uit openbare bronnen; i. inlichtingen, verkregen van curatoren of bewindvoerders met betrekking tot faillissementen, surseances, schuldsaneringen, bewindvoeringen of noodregelingen waarbij de in artikel 1c bedoelde persoon betrokken is geweest; j. inlichtingen, verkregen van organisaties van huidige of voormalige beroepsgenoten van betrokkene; of k. gegevens en inlichtingen, verkregen uit andere bij ministeriële regeling aan te wijzen bronnen. 2. Indien de gegevens of inlichtingen, verkregen overeenkomstig het eerste lid, de Nederlandsche Bank aanleiding geven tot nader onderzoek, kan de Nederlandsche Bank ook inlichtingen inwinnen en gegevens opvragen bij andere personen of instanties dan genoemd in dat lid. De Nederlandsche Bank stelt de betrokkene in dat geval vooraf schriftelijk in kennis van: a. de reden van het nadere onderzoek; b. de personen of instanties bij wie nadere gegevens of inlichtingen zullen worden ingewonnen; en c. de aard van de nadere gegevens of inlichtingen.

Artikel 8
  1. De betrouwbaarheid van de betrokkene staat niet buiten twijfel indien: a. deze onherroepelijk veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage 2, waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak minder dan acht jaren zijn verstreken; b. deze veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage 2, waarbij de uitspraak nog niet onherroepelijk is of waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht of meer jaren zijn verstreken; c. deze veroordeeld is terzake van een overtreding van artikel 69 van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen of artikel 65 van de Invorderingswet 1990, waarbij betrokkene veroordeeld is tot een gevangenisstraf of boete; of d. deze een vergrijpboete van meer dan € 62.500 opgelegd heeft gekregen terzake van een feit, genoemd in onderdeel 5 van bijlage 2, en het besluit waarbij de vergrijpboete is opgelegd onherroepelijk is geworden of waarbij ten minste de rechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. 2. De Nederlandsche Bank kan op grond van de omstandigheden of belangen, genoemd in artikel 9, afwijken van het eerste lid, ten aanzien van de onderdelen b, c en d.

Artikel 9

De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling van de betrouwbaarheid in aanmerking:a. het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval; b. de belangen die de wet beoogt te beschermen; en c. de overige belangen van de aanbieder en de betrokkene. HVoor artikel 10 wordt de aanduiding §4. Integere en beheerste bedrijfsvoering» geplaatst. IDe artikelen 10 en 11 worden vervangen door de volgende drie artikelen:

Artikel 10

Een aanbieder beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot het tegengaan van verstrengeling van belangen van: a. personen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen; b. indien van toepassing, bestuurders van de aanbieder of een rechtspersoon of vennootschap van dezelfde groep; c. indien van toepassing, personen die belast zijn met de compliancefunctie of auditfunctie of lid zijn van een orgaan belast met het intern toezicht op de aanbieder; d. indien van toepassing, andere werknemers of personen die in opdracht van de aanbieder werkzaamheden verrichten met een taak of functie waarin belangenverstrengeling zich redelijkerwijs zou kunnen voordoen.

Artikel 10

a.

Een aanbieder draagt er zorg voor dat het beleid, bedoeld in artikel 23j, eerste lid, van de wet, wordt vertaald in procedures en maatregelen.

Artikel 11
  1. De bedrijfsvoering van een aanbieder bestaat ten minste uit: a. een duidelijke, evenwichtige en adequate organisatiestructuur; en b. een duidelijke, evenwichtige en adequate verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. 2. De bedrijfsvoering is afgestemd op de aard en de omvang van de integriteitsrisico’s van de aanbieder. 3. De bedrijfsvoering wordt op inzichtelijke wijze vastgelegd. JTabel 2 van de Bijlage Indicatorenlijst wordt gewijzigd als volgt:1. «artikel 1a, vierde lid, onderdeel j, van de wet» wordt telkens vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, van de wet». 2. «artikel 1a, vierde lid, onderdeel k, van de wet» wordt vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel o, van de wet». 3. «artikel 1a, vierde lid, onderdeel l, van de wet» wordt telkens vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel p, van de wet». 4. Er worden drie rijen toegevoegd, luidende:

    Kopers en verkopers van kunstvoorwerpen (artikel 1a, vierde lid, onderdeel k, van de wet)

    Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme.

    Een transactie van € 20.000,– of meer.

    Aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta (artikel 1a, vierde lid, onderdeel l, van de wet)

    Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme.

    Een transactie van een bedrag van € 15.000,– of meer.

    Een transactie van een bedrag van € 10.000,– of meer waarbij een omwisseling plaatsvindt tussen virtuele valuta en contante fiduciaire valuta.

    Aanbieders van bewaarportemonnees (artikel 1a, vierde lid, onderdeel m, van de wet)

    Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme.

    Een transactie van een bedrag van € 15.000,– of meer.KVoor de tekst «Bijlage indicatorenlijst» wordt de aanduiding «1.» geplaatst.LNa bijlage 1 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

  2. Bijlage antecedenten

    Bijlage behorend bij artikel 6

  3. Strafrechtelijke antecedenten

    1.1. Veroordelingen

    Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT