Besluit van 27 september 2011 tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden (Tijdelijk besluit Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden)

Besluit van 27 september 2011 tot instelling van de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden (Tijdelijk besluit Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 april 2011 (nr. 2001-2000149103, DCB/CZW/WBI), gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelet op artikel 89, eerste lid, van de Grondwet, artikel 125quinquies, eerste lid, onderdeel f van de Ambtenarenwet, artikel 50, eerste lid van de Politiewet 1993, artikel 12quater, eerste lid, onderdeel f van de Militaire ambtenarenwet 1931, artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet openbaarheid van bestuur; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 juni 2011, nr. W04.11.0145/I); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 september 2011, nr. 2000273024, nr. 2011-2000285604, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; b. Commissie:

de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden bedoeld in artikel 2. c. Persoonsgegevens, verwerking van persoonsgegevens onderscheidenlijk verantwoordelijke:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel 2
  1. Er is een Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden. 2. De Commissie is gevestigd te ’s-Gravenhage.

§ 2. Taak

Artikel 3

De taak van de Commissie is: a. op verzoek informatie en advies geven over en ondersteuning bieden bij mogelijke vervolgstappen aan degene die een vermoeden heeft van een mogelijke misstand die raakt aan het algemeen belang bij: – het bedrijf of de organisatie waar hij werkt of heeft gewerkt; of – een ander bedrijf of een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden kennis heeft gekregen van de mogelijke misstand. b. niet tot een persoon te herleiden ontwikkelingen en patronen die zijn af te leiden uit de informatie die de Commissie heeft op grond van haar taak, bedoeld in onderdeel a, mededelen aan organisaties voor wie deze informatie relevant is; c. algemene voorlichting geven over het omgaan met een vermoeden van een mogelijke misstand.

§ 3. Vertrouwelijkheid

Artikel 4

De Commissie is verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens.

§ 4. Samenstelling en rechtspositie

Artikel 5
  1. De Commissie bestaat uit drie leden, onder wie een voorzitter. Voorts kunnen plaatsvervangende leden worden benoemd. 2. De leden en de plaatsvervangende leden van de Commissie worden door Onze Minister benoemd tot uiterlijk 1 juli 2015. 3. Voor de benoeming van leden en plaatsvervangende leden wordt de Commissie gehoord onder opgave van het profiel van de gezochte kandidaat of kandidaten.

Artikel 6

De leden en de plaatsvervangende leden van de Commissie worden benoemd op grond van de deskundigheid die nodig is voor een goede vervulling van de taken, bedoeld in artikel 3, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

Artikel 7
  1. Een lid of plaatsvervangend lid van de Commissie verricht geen werkzaamheden die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. 2. Een lid of plaatsvervangend lid van de Commissie meldt het voornemen tot het verrichten van werkzaamheden anders dan uit hoofde van zijn functie aan Onze Minister. 3. De werkzaamheden van een lid of plaatsvervangend lid van de Commissie anders dan uit hoofde van zijn functie worden openbaar gemaakt. Openbaarmaking geschiedt door het ter inzage leggen van een opgave van deze werkzaamheden bij de Commissie en bij Onze Minister. 4. De voorzitter verdeelt de werkzaamheden onder de leden en de plaatsvervangende leden, ermee rekening houdend dat een lid geen werkzaamheden verricht die ongewenst zijn met het oog op de onafhankelijkheid of het vertrouwen in de onafhankelijkheid.

Artikel 8
  1. Onze Minister schorst en ontslaat de leden en de plaatsvervangende leden van de Commissie. 2. Schorsing en ontslag vinden slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek.

Artikel 9
  1. De Commissie beschikt over een secretariaat. 2. De voorzitter van de Commissie geeft leiding aan de werkzaamheden van de Commissie en van het secretariaat. 3. Het personeel dat werkzaam is bij het secretariaat staat onder het gezag van de Commissie en legt over zijn werkzaamheden uitsluitend aan de Commissie verantwoording af.

Artikel 10
  1. De voorzitter van de Commissie ontvangt een vaste vergoeding per maand, afgeleid van het maximum van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,4. 2. De leden en de plaatsvervangende leden van de Commissie, niet zijnde de voorzitter, ontvangen een vaste vergoeding per maand, afgeleid van het maximum van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,2. 3. Bij regeling van Onze Minister kan worden afgeweken van de deeltijdfactor, waarbij voor de plaatsvervangende leden een van de leden afwijkende deeltijdfactor kan worden vastgesteld.

§ 5. Verantwoording

Artikel 11

De Commissie zendt jaarlijks voor 1 februari aan Onze Minister de ontwerp-begroting voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 12
  1. De Commissie brengt jaarlijks voor 1 april verslag uit van zijn werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar. 2. Op verzoek van Onze Minister stelt de Commissie een evaluatieverslag op waarin zij aandacht besteedt aan haar taakvervulling. 3. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden gezonden aan Onze Minister, aan de beide kamers der Staten-Generaal, aan de Stichting van de Arbeid en de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. 4. Onze Minister stelt de beide kamers der Staten-Generaal binnen drie maanden in kennis van zijn standpunt over het evaluatieverslag. Indien de vaststelling van het standpunt niet binnen de termijn, bedoeld in de eerste volzin, plaatsvindt, stelt Onze Minister de beide kamers der Staten-Generaal hiervan gemotiveerd in kennis.

Artikel 13

Het Besluit bestuursorganen WNo en Wob wordt als volgt gewijzigd: Er wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1

a.

Als bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet openbaarheid van bestuur is uitgezonderd: de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en vervalt met ingang van 1 juli 2015.

Artikel 15

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot ’s-Gravenhage, 27 september 2011 Beatrix De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. P. H. Donner De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Uitgegeven de derde oktober 2011 De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

  1. Inleiding

    Dit besluit strekt ertoe het klokkenluidersbeleid, zoals dat is vormgegeven in de publieke en de private sector aan te vullen met een onafhankelijk advies- en verwijspunt klokkenluiden: de Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden. Deze Commissie zal fungeren als «steunpunt» voor (potentiële) klokkenluiders door ze te voorzien van informatie en advies over en ondersteuning bij mogelijke vervolgstappen. Daarnaast zal de Commissie op basis van ervaringen die ze opdoet signalen afgeven over ontwikkelingen en patronen aan organisaties voor wie dat relevant is ten behoeve van hun klokkenluidersbeleid, zoals de overheid (inclusief de toezichthouders) en sociale partners. Ten slotte zal de Commissie ook in algemene zin voorlichting geven op het gebied van klokkenluiden, met name aan werkgevers en werknemers in de publieke en private sector.

    Deze aanvulling loopt vooruit op besluitvorming met betrekking tot het onderzoekspunt integriteitsschendingen overheid. De vraag hoe de onderzoekstaak die nu bij de Commissie integriteit overheid is ondergebracht zal worden vormgegeven in een onderzoekspunt integriteitsschendingen overheid komt in een apart traject aan de orde.1 Deze toelichting is mede namens mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gegeven.

  2. Huidig klokkenluidersbeleid

    Als er misstanden zijn binnen organisaties die raken aan het algemeen belang, dan is het belangrijk dat die tijdig worden gesignaleerd en aangepakt. Daarbij is van belang dat zodanige condities gelden dat eventuele misstanden veilig door werknemers en ambtenaren binnen hun organisaties aan de orde kunnen worden gesteld en dat misstanden door die organisaties worden aangepakt en opgelost.

    In de publieke sector gelden regelingen met betrekking tot het omgaan met bij een ambtenaar levende vermoedens van misstanden binnen de organisatie waar hij werkzaam is, zoals het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie.2 In aanvulling op artikel 125quinquies, derde lid van de Ambtenarenwet bevatten deze regelingen ook bepalingen met betrekking tot de rechtsbescherming van de melder van een vermoeden van een misstand. Deze regelingen staan inmiddels bekend als...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT