Kaderwet adviescolleges
Abbreviated Label | Geen |
Subject Matter | Staats- en bestuursrecht | Bestuursrecht |
Court | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Geldend van 01-01-2020 t/m heden
Wet van 3 juli 1996, houdende algemene regels over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk (Kaderwet adviescolleges)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede in verband met artikel 79 van de Grondwet, algemene regels te stellen over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
a. adviescollege: een college dat krachtens publiekrecht tot taak heeft de regering te adviseren over algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk;
b. Onze Minister: Onze Minister wie het aangaat.
Geen adviescollege in de zin van deze wet is:
a. een college als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
b. een college dat voor meer dan de helft bestaat uit ambtenaren die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf, en die in verband met hun werkzaamheden in dat college zitting hebben.
De hoofdstukken 3 en 5 en artikel 28 gelden niet ten aanzien van adviescolleges waarvan de adviestaak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a , niet de hoofdtaak is.
Een adviescollege wordt bij wet ingesteld.
1 In afwijking van artikel 4 kan een adviescollege voor de advisering over een in de tijd beperkt vraagstuk bij koninklijk besluit worden ingesteld voor de duur van ten hoogste vier jaar. Deze termijn kan bij koninklijk besluit eenmaal met ten hoogste twee jaar worden verlengd.
2 Een besluit op grond van het eerste lid wordt niet eerder genomen dan vier weken nadat het voornemen daartoe in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, aan de beide kamers der Staten-Generaal is meegedeeld.
1 In afwijking van artikel 4 kan een adviescollege voor de eenmalige advisering over een bepaald vraagstuk bij koninklijk besluit of bij ministeriële regeling, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, worden ingesteld voor de duur van de advisering.
2 Een besluit op grond van het eerste lid wordt onverwijld aan de beide kamers der Staten-Generaal meegedeeld.
3 In afwijking van de artikelen 11 en 13 kunnen de leden van een college als bedoeld in het eerste lid worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
4 Op een college als bedoeld in het eerste lid zijn de artikelen 17 en 18, hoofdstuk 5 en de artikelen 28 en 33 niet van toepassing. Op het advies van zo'n college is artikel 24 van overeenkomstige toepassing.
Alle wetten, koninklijke besluiten en ministeriële regelingen tot instelling van adviescolleges worden mede door Onze Minister van Binnenlandse Zaken ondertekend.
Bij de instelling van een adviescollege wordt de adviestaak omschreven.
De artikelen 4 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing op het toekennen van een adviestaak als bedoeld in artikel 1, onderdeel a , aan een college dat krachtens publiekrecht een andere taak heeft.
Een adviescollege bestaat uit een voorzitter en ten hoogste veertien andere leden. Het adviescollege kan uit de leden ondervoorzitters aanwijzen.
1 De leden van een adviescollege worden bij koninklijk besluit benoemd.
2 De leden worden benoemd voor ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.
3 Onze Minister draagt zorg voor openbaarmaking van een vacature in een adviescollege, niet zijnde een college als bedoeld in artikel 6.
1 De leden van een adviescollege worden benoemd op grond van de deskundigheid die nodig is voor de advisering op het beleidsterrein waarvoor het adviescollege is ingesteld alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
2 Ambtenaren die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf, worden niet benoemd tot lid van een adviescollege dat tot taak heeft te adviseren over onderwerpen waarbij zij in verband met hun werkzaamheden betrokken zijn.
3 Bij de benoeming van de voorzitters en bij de benoeming van de andere leden van adviescolleges wordt gestreefd naar evenredige deelneming aan adviescolleges van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen.
Leden van adviescolleges worden op eigen aanvraag door Onze Minister ontslagen. Zij kunnen voorts bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.
[Vervallen per 13-02-2009]
1 Een adviescollege heeft een secretaris.
2 De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor het adviescollege uitsluitend verantwoording schuldig aan het adviescollege.
3 Aan de secretaris kunnen andere medewerkers worden toegevoegd.
4 De secretaris en de andere medewerkers zijn geen lid van het adviescollege.
5 Na overleg met de voorzitter van het adviescollege sluit, wijzigt en beëindigt Onze Minister namens de Staat een arbeidsovereenkomst met de secretaris en de andere medewerkers.
Een adviescollege kan ter voorbereiding van een of meer adviezen uit zijn midden commissies instellen.
Een adviescollege adviseert op schriftelijk verzoek van Onze Minister of van een van beide kamers der Staten-Generaal.
Een adviescollege kan Onze Minister uit eigen beweging...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT