Kaderwet zelfstandige bestuursorganen

Abbreviated LabelKzbo
CourtBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Subject MatterStaats- en bestuursrecht | Bestuursrecht

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Wet van 2 november 2006, houdende regels betreffende zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet zelfstandige bestuursorganen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is basisregels vast te stellen betreffende zelfstandige bestuursorganen op het niveau van de centrale overheid;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemeen
Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. zelfstandig bestuursorgaan: een bestuursorgaan van de centrale overheid dat bij de wet, krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur of krachtens de wet bij ministeriële regeling met openbaar gezag is bekleed, en dat niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een minister;

  • b. Onze Minister: Onze Minister wie het aangaat.

Artikel 2
  • 1 Deze wet is niet van toepassing op zelfstandige bestuursorganen die uitsluitend met openbaar gezag zijn bekleed voor zover zij bevoegd zijn besluiten te nemen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 2 Op zelfstandige bestuursorganen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn ingesteld, is deze wet van toepassing indien dit in de in artikel 1, onder a, bedoelde wet, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling is bepaald.

Artikel 3
  • 1 Een zelfstandig bestuursorgaan kan uitsluitend worden ingesteld indien:

    • a. er behoefte is aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid;

    • b. er sprake is van strikt regelgebonden uitvoering in een groot aantal individuele gevallen;

    • c. participatie van maatschappelijke organisaties in verband met de aard van de betrokken bestuurstaak bijzonder aangewezen moet worden geacht.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien een reeds ingesteld zelfstandig bestuursorgaan met een andere taak, inhoudende de uitoefening van openbaar gezag, wordt belast dan die waarvoor het zelfstandig bestuursorgaan werd ingesteld.

Artikel 4
  • 1 Met openbaar gezag wordt alleen bekleed een orgaan van een rechtspersoon, die krachtens publiekrecht is ingesteld.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan bij de wet, krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur of krachtens de wet bij ministeriële regeling een orgaan van een rechtspersoon, die krachtens privaatrecht is opgericht, met openbaar gezag worden bekleed, mits

    • a. dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang en

    • b. er voldoende waarborgen zijn dat de uitoefening ervan onafhankelijk van de overige bestaande en toekomstige werkzaamheden van die organisatie kan geschieden.

Artikel 5
  • 1 Onze Minister doet van ieder voornemen om krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur of om krachtens de wet bij ministeriële regeling aan een zelfstandig bestuursorgaan de uitoefening van openbaar gezag op te dragen dan wel te ontnemen, mededeling aan beide kamers der Staten-Generaal.

  • 2 De voordracht voor een vast te stellen algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6

Alle wetten, koninklijke besluiten en ministeriële regelingen, houdende

  • a. het opdragen of ontnemen van de uitoefening van openbaar gezag aan een zelfstandig bestuursorgaan;

  • b. wijziging van bevoegdheden van Onze Minister jegens een zelfstandig bestuursorgaan, of

  • c. wijziging van verplichtingen die een zelfstandig bestuursorgaan jegens Onze Minister in acht dient te nemen, worden mede door Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst ondertekend.

Artikel 7

Een zelfstandig bestuursorgaan dat samen met een of meer andere zelfstandige bestuursorganen deel uitmaakt van dezelfde rechtspersoon of organisatorische eenheid, kan mede ten behoeve van de andere zelfstandige bestuursorganen de verplichtingen ingevolge deze wet nakomen.

Artikel 8

Een zelfstandig bestuursorgaan behoeft voor instemming met mandaatverlening de goedkeuring van Onze Minister, tenzij het mandaatverlening door Onze Minister betreft. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat de te mandateren bevoegdheid naar het oordeel van Onze Minister een goede taakuitoefening door het zelfstandig bestuursorgaan kan belemmeren.

Artikel 9

Een lid van een zelfstandig bestuursorgaan kan niet tevens zijn een aan Onze Minister ondergeschikte ambtenaar.

Hoofdstuk 2. Bepalingen over publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandige bestuursorganen
Artikel 10

Dit hoofdstuk is van toepassing op zelfstandige bestuursorganen die orgaan zijn van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon.

Artikel 11
  • 1 Indien een zelfstandig bestuursorgaan op grond van een wettelijk voorschrift een bestuursreglement vaststelt, behoeft dit bestuursreglement de goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of op de grond dat het bestuursreglement naar het oordeel van Onze Minister een goede taakuitoefening door het zelfstandig bestuursorgaan kan belemmeren.

Artikel 12
  • 1 Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van een zelfstandig bestuursorgaan.

  • 2 Schorsing en ontslag vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek.

Artikel 13
  • 1 Een lid van een zelfstandig bestuursorgaan vervult geen nevenfuncties die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

  • 2 Een lid van een zelfstandig bestuursorgaan meldt het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie anders dan uit hoofde van zijn functie aan Onze Minister.

  • 3 Nevenfuncties van een lid van een zelfstandig bestuursorgaan anders dan uit hoofde van zijn functie worden openbaar gemaakt. Openbaarmaking geschiedt door het ter inzage leggen van een opgave van deze nevenfuncties bij het zelfstandig bestuursorgaan en bij Onze Minister.

Artikel 14
  • 1 Aan het lidmaatschap van een zelfstandig bestuursorgaan is een bezoldiging dan wel een schadeloosstelling verbonden.

  • 2 Onze Minister stelt de bezoldiging of de schadeloosstelling vast.

  • 3 Buiten de bezoldiging of de schadeloosstelling en de vergoeding van bijzondere kosten in verband met zijn functie geniet een lid van een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel is van de Staat, geen inkomsten ten laste van de rechtspersoon waartoe het zelfstandig bestuursorgaan behoort.

  • 4 Ten aanzien van de leden van een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel uitmaakt van de Staat, wordt met overeenkomstige toepassing van artikel 383 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verslag gedaan in het jaarverslag, bedoeld in artikel 18.

Artikel 15
  • 1 Voor ambtenaren in dienst van een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel uitmaakt van de Staat gelden de voor alle ambtenaren geldende arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald voor welke aangelegenheden van het eerste lid kan worden afgeweken.

Artikel 16

Het personeel dat werkzaam is ten behoeve van een zelfstandig bestuursorgaan staat onder het gezag van het zelfstandig bestuursorgaan en legt over werkzaamheden uitsluitend daaraan verantwoording af.

Hoofdstuk 3. Informatievoorziening, sturing en toezicht
Artikel 17
  • 1 Indien een zelfstandig bestuursorgaan bevoegd is tot het vaststellen van tarieven, behoeft de hoogte van de door het zelfstandig bestuursorgaan vastgestelde tarieven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 2 De goedkeuring is niet vereist indien het zelfstandig bestuursorgaan is gebonden aan een maximumbedrag voor het tarief.

Artikel 18
  • 1 Een zelfstandig bestuursorgaan stelt jaarlijks voor 15 maart een jaarverslag op. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het gevoerde beleid. Het jaarverslag beschrijft voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg.

  • 2 Het jaarverslag wordt aan Onze Minister en aan beide kamers der Staten-Generaal toegezonden.

Artikel 19
  • 1 Een zelfstandig bestuursorgaan ziet met betrekking tot de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden toe op:

    • a. een tijdige voorbereiding en uitvoering;

    • b. de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;

    • c. de zorgvuldige behandeling van personen en instellingen die met hem in aanraking komen;

    • d. de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten die worden ontvangen.

  • 2 Een zelfstandig bestuursorgaan treft voorzieningen, waardoor personen en instellingen, die met hem in aanraking komen, in de gelegenheid zijn voorstellen tot verbeteringen van werkwijzen en procedures te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT