Besluit van 9 december 2008, tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de implementatie van het Verdrag inzake het octrooirecht en het verduidelijken van de procedure tot wijzigen van tarieven

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2009

7

Besluit van 9 december 2008, tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de implementatie van het Verdrag inzake het octrooirecht en het verduidelijken van de procedure tot wijzigen van tarieven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Economische Zaken van 24 juni 2008, nr. WJZ 8043737;

Gelet op de artikelen 17, tweede lid, 19, vierde lid, 22, eerste en tweede lid, 23, derde en zesde lid, 23a, zevende lid, 24, vijfde lid, 29, derde en zesde lid, 32, derde lid, 37, derde lid, 38, tweede lid, 52, eerste en zevende lid, 56, tweede en vierde lid, 58, vijfde lid, 61, eerste en derde lid, 64, tweede lid, 67, vijfde lid, 68, zesde lid, 84, derde lid, 92 en 95 van de Rijksoctrooiwet 1995;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 13 augustus 2008, nr. W10.08.0242/III/K);

Gezien het nader rapport van de Minister van Economische Zaken van 4 december 2008, nr. WJZ/8186110;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het zesde lid wordt na «in het Nederlands» ingevoegd: of in het Engels.

  2. Een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende: 10. Elk jaar wordt bezien of het in dat jaar gepubliceerde prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie aanleiding geeft tot wijziging van de bedragen, genoemd in het eerste tot en met derde, en zesde tot en met negende lid. De gewijzigde bedragen worden bij ministeriële rijksregeling vastgesteld.

Staatsblad 2009 7 1

B

In artikel 7 wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid ingevoegd, luidende: 2. Elk jaar wordt bezien of het in dat jaar gepubliceerde prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie aanleiding geeft tot wijziging van de bedragen, genoemd in het eerste lid. De gewijzigde bedragen worden bij ministeriële rijksregeling vastgesteld.

C

Artikel 8

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het vierde lid wordt na «in de vorige leden bedoelde stukken» ingevoegd: , met uitzondering van stukken betreffende de naamswijziging van een octrooigemachtigde.

  2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 5. Elk jaar wordt bezien of het in dat jaar gepubliceerde prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie aanleiding geeft tot wijziging van de bedragen, genoemd in het eerste tot en met vierde lid. De gewijzigde bedragen worden bij ministeriële rijksregeling vastgesteld.

    D

    Na artikel 9 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

    § 4. Implementatie Verdrag inzake octrooirecht Artikel 10

  3. De termijn, bedoeld in artikel 29, derde lid, van de wet waarbinnen een aanvraag om octrooi dient te zijn aangevuld met gegevens en bescheiden als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, is drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de aanvrager ter zake een kennisgeving is gedaan. 2. Wanneer geen kennisgeving is gedaan en gegevens ontbreken om in contact te treden met de aanvrager, is de in het eerste lid bedoelde termijn drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop het bureau een of meer onderdelen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de wet heeft ontvangen. 3. Wanneer een aanvraag is aangevuld met gegevens of bescheiden overeenkomstig het eerste lid en nadien binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, deze gegevens of bescheiden worden ingetrokken, is de datum van indiening de datum waarop aan artikel 29, eerste lid, van de wet is voldaan.

Artikel 11
  1. In een verwijzing als bedoeld in artikel 29, zesde lid, van de wet wordt vermeld: a. het nummer van de eerder ingediende aanvraag, b. de datum van de eerder ingediende aanvraag, en c. het bureau waar die eerdere aanvraag is ingediend. 2. Het bureau verlangt een afschrift van de eerder ingediende aanvraag waarnaar wordt verwezen, indien de aanvraag niet bij het bureau is ingediend. De termijn waarbinnen het afschrift dient te zijn ingediend, is drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de aanvrager ter zake een kennisgeving is gedaan.

    Staatsblad 2009 7 2

  2. Indien niet wordt voldaan aan de vereisten, genoemd in het eerste en tweede lid, beschouwt het bureau de aanvraag als niet-ingediend. Het bureau stelt hiervan de aanvrager zo spoedig mogelijk op de hoogte.

Artikel 12
  1. Indien een verzoek tot inschrijving van een wijziging in de persoon van de aanvrager of houder van een octrooi en de daarbij overlegde documenten niet in het Nederlands of het Engels zijn gesteld, kan het bureau een vertaling in het Nederlands of het Engels verlangen. 2. Indien het bureau redelijke grond voor twijfel heeft over de juistheid van het verzoek of een daarbij overgelegd document, kan het ter zake bewijs of nader bewijs verlangen.

Artikel 13
  1. Bij ministeriële rijksregeling worden nadere regels gesteld over: a. het uitwisselen van informatie tussen het bureau en de aanvrager of de houder van een octrooi als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet, en b. wijziging van naam of adres van een aanvrager om een octrooi of octrooihouder als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet. 2. Indien het bureau redelijke grond voor twijfel heeft over de juistheid van een gegeven als bedoeld in het eerste lid kan het ter zake bewijs of nader bewijs verlangen.

Artikel 14
  1. Het bureau kan van een gemachtigde als bedoeld in artikel 23b, eerste en derde lid, van de wet overlegging van een schriftelijke volmacht verlangen indien het redelijke grond voor twijfel heeft dat deze niet is gemachtigd om namens een aanvrager, octrooihouder of andere belanghebbende bij een octrooi op te treden. 2. Indien het bureau redelijke grond voor twijfel heeft over de volmacht of de identiteit van een gemachtigde als bedoeld in artikel 23b, eerste en derde lid, van de wet, kan het van hem ter zake bewijs of nader bewijs verlangen. 3. Het bureau stelt de gemachtigde zo spoedig mogelijk in kennis van zijn twijfel en stelt hem in de gelegenheid deze twijfel weg te nemen binnen twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop de kennisgeving is gedaan. Het bureau brengt degene die door de gemachtigde wordt vertegenwoordigd op de hoogte van zijn twijfel. 4. Wanneer geen kennisgeving is gedaan, is de in het derde lid bedoelde termijn drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de persoon, bedoeld in het eerste lid, voor het bureau is opgetreden.

Artikel 14

a.

  1. Indien de aanvraag tot inschrijving van een licentie als bedoeld in artikel 56, vierde lid, van de wet en de daarbij overlegde documenten niet in het Nederlands of het Engels zijn gesteld, kan het bureau een vertaling in het Nederlands of het Engels verlangen. 2. Indien het bureau redelijke grond voor twijfel heeft over de juistheid van een aanvraag of daarbij overgelegd document, kan het ter zake bewijs of nader bewijs verlangen. 3. Bij ministeriële rijksregeling worden nadere regels gesteld over een aanvraag tot inschrijving van een licentie als bedoeld in artikel 56, vierde lid, van de wet. Deze regels hebben in elk geval betrekking op naam en adres van de licentiegever en die van de licentienemer, het nummer van

Staatsblad 2009 7 3

het octrooi en vermelding of de licentie een exclusieve of niet-exclusieve licentie betreft.

Artikel 14

b.

Indien het bureau met betrekking tot een beschikking of een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak als bedoeld in artikel 57, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 58, eerste lid, van de wet tot inschrijving van een licentie als bedoeld in de artikelen 57 en 58 redelijke grond voor twijfel heeft over de juistheid van de daarin opgenomen gegevens als bedoeld in artikel 24, kan het bureau ter zake bewijs of nader bewijs verlangen.

Artikel 14

c.

Bij ministeriële rijksregeling worden nadere regels gesteld over een verzoek tot inschrijving van een pandrecht en van een beslag als bedoeld in artikel 67, vijfde lid, respectievelijk 68, zesde lid, van de wet. Artikel 14a, derde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 15

wordt als volgt gewijzigd:

  1. In het eerste lid, vervalt «worden in tweevoud ingediend en».

  2. In het tweede lid wordt in de eerste volzin na «in de Nederlandse» ingevoegd «of Engelse», terwijl in de tweede volzin «Nederlandse» vervalt.

F

Artikel 23

eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. Na «in het Nederlands» wordt ingevoegd: of in het Engels.

  2. Een nieuwe volzin wordt toegevoegd, luidende:

De termijn van de eerste volzin is van overeenkomstige...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT