Beschikking van de Minister van Justitie van 23 september 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES, zoals gewijzigd bij het Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang

2010

0

406

Beschikking van de Minister van Justitie van 23 september 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES, zoals gewijzigd bij het Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Besluit:

de tekst van het Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES, zoals gewijzigd bij het Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 23 september 2010

De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de eerste oktober 2010

De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

STB13440

ISSN 0920 - 2064 's-Gravenhage 2010 Staatsblad 2010 406 1

TEKST VAN HET PENSIOENBESLUIT POLITIEKE GEZAGDRAGERS BES, ZOALS GEWIJZIGD BIJ HET AANPASSINGSBESLUIT OPENBARE LICHAMEN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. politieke gezagdrager: gezaghebber, eilandgedeputeerde en lid van de eilandsraad van een openbaar lichaam; b. gewezen politieke gezagdrager: degene die uit hoofde van ontslag uitzicht heeft op pensioen op grond van dit besluit; c. gepensioneerde politieke gezagdrager: degene die recht heeft op pensioen op grond van dit besluit; d. ontslag: de op enigerlei wijze formele beëindiging van de benoeming tot politieke gezagdrager, niet zijnde het tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel Ya 13 juncto X 10, eerste of tweede lid van de Kieswet; e. overheidsdienaren: de ambtenaren in de zin van de Wet materieel ambtenarenrecht BES; f. nabestaande: degene met wie de politieke gezagdrager, de gewezen politieke gezagdrager of de gepensioneerde politieke gezagdrager op de dag van overlijden gehuwd was; g. bevoegde gezag; 1°. Onze Minister wat betreft gewezen of gepensioneerde gezaghebbers;

  1. het bestuurscollege van het betrokken openbaar lichaam wat betreft gewezen of gepensioneerde eilandgedeputeerden en leden van de eilandsraad.

Artikel 1

a.

Dit besluit is niet van toepassing op een lid van de eilandsraad van een openbaar lichaam dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid van de eilandsraad van een openbaar lichaam wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel Ya 13 juncto X 10, eerste of tweede lid van de Kieswet.

HOOFDSTUK 2 De uitkering

Artikel 2
  1. De politieke gezagdrager aan wie ontslag is verleend en die op het tijdstip van ontslag de leeftijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES nog niet heeft bereikt, heeft met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat recht op een uitkering ingevolge de volgende artikelen. 2. Geen recht op uitkering bestaat indien de politieke gezagdrager: a. zonder onderbreking opnieuw als politieke gezagdrager optreedt; b. [vervallen] c. wegens enig strafbaar feit is veroordeeld waaruit blijkt dat deze zich naar het oordeel van Onze Minister uit nationaal oogpunt onwaardig heeft gedragen.

Staatsblad 2010 406 2

Artikel 3
  1. Het recht wordt toegekend voor de duur gelijk aan de tijd waarin betrokkene politieke gezagdrager is geweest, maar ten minste voor de duur van één jaar en ten hoogste voor de duur van twee jaren. 2. Indien betrokkene de functie van politieke gezagdrager met één of meer onderbrekingen heeft vervuld, wordt voor de berekening van de duur van de uitkering in aanmerking genomen de tijd waarin de betrokkene in een tijdvak direct voorafgaande aan het laatste ontslag een functie van politieke gezagdrager heeft vervuld, indien die functies voor ten hoogste een zesde deel van dat tijdvak zijn onderbroken. 3. In het geval van beëindiging van de uitkering op grond van artikel 8, sub c, wordt de volgende uitkering toegekend ten minste tot het tijdstip waarop de eerstbedoelde uitkering zou zijn geëindigd, indien daarvan het recht niet tussentijds was geëindigd.

Artikel 3

a.

  1. De betrokkene die recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 2, is verplicht: a. in voldoende mate te trachten passende arbeid te vinden; b. aangeboden passende arbeid te aanvaarden; c. mee te werken aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor inschakeling in de arbeid. 2. De betrokkene voorkomt dat hij: a. door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt; b. door eigen toedoen passende arbeid opgeeft; c. eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren. 3. Onder passende arbeid wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en de bekwaamheden van de betrokkene is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Of arbeid passend is wordt in ieder geval bepaald door: a. de aard van de arbeid, in relatie tot de eerder verrichte arbeid, een eerder uitgeoefend beroep of opgedane werkervaring; b. het opleidingsniveau van de betrokkene; c. de reistijd naar en van het werk; d. het geboden loon; e. het werkloosheidsrisico. 4. Het bevoegde gezag is verantwoordelijk voor het in overleg met de betrokkene opstellen van een plan voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent: a. de onderdelen van het plan; b. een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding; c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die het plan opstelt. 5. Dit artikel is niet van toepassing op de betrokkene die: a. een ambt heeft aanvaard als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, en daaruit inkomsten geniet ten bedrage van 70% of meer van de bezoldiging, bedoeld in artikel 4; b. recht heeft op een voortgezette uitkering ingevolge artikel 5. 6. Dit artikel is niet van toepassing gedurende de eerste drie maanden na het aftreden van de betrokkene.

Staatsblad 2010 406 3

Artikel 3

b.

  1. Het bevoegde gezag kan de betrokkene, bedoeld in artikel 3a, verplichten zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden en ondersteunen. 2. Het bevoegde gezag verstrekt de betrokkene een tegemoetkoming in de kosten van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid. 3. De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de laatstelijk als politieke gezagdrager per jaar genoten bezoldiging, bedoeld in artikel 4. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig vergoed. 4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent: a. de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten; b. de voor vergoeding in aanmerking komende kosten; c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.

Artikel 3

c.

  1. Indien de betrokkene een bij of krachtens artikel 3a of 3b geregelde verplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen, besluit het bevoegde gezag tot gehele of gedeeltelijke inhouding van de uitkering. Het bevoegde gezag is bevoegd tot verrekening van de inhouding van de uitkering met betalingen aan betrokkene op grond van dit besluit. 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de uitvoering van het eerste lid.

Artikel 4
  1. De uitkering bedraagt gedurende de eerste drie maanden 95 procent, de daarop volgende zeven maanden 85 procent, de daarop volgende tien maanden 75 procent en vervolgens 70 procent van de bezoldiging als politieke gezagdrager. 2. Onder bezoldiging bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de vaste inkomensbestanddelen waarop de politieke gezagdrager op de dag voorafgaande aan het ontslag aanspraak had. 3. In afwijking van het tweede lid, worden onkostenvergoedingen, onder welke benaming dan ook, niet gerekend tot de bezoldiging. 4. Indien de bezoldiging van de ambtenaren, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet materieel ambtenarenrecht BES, wordt verhoogd in verband met de stijging van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie en wordt bepaald dat die wijziging een algemeen karakter draagt, wordt de uitkering bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig deze wijziging aangepast met ingang van de datum waarop die algemene wijziging ingaat. 5. Bij ministeriële regeling, kunnen omtrent de vaststelling van de bezoldiging bedoeld in het tweede lid, en de overeenkomstige wijziging bedoeld in het vierde lid, nadere regels worden gesteld.

Artikel 5
  1. Indien de gewezen politieke gezagdrager op de dag waarop de duur van de uitkering eindigt, door ziekten of gebreken ongeschikt is om zijn vroegere functie van politieke gezagdrager te vervullen, wordt de uitkering voor de duur van de ongeschiktheid voortgezet met inachtneming van artikel 6. 2. De voortgezette uitkering bedraagt 70% van de bezoldiging bedoeld in artikel 4, eerste lid.

    Staatsblad 2010 406 4

  2. Ter beantwoording van de vraag of sprake is van ongeschiktheid bedoeld in het eerste lid, doet het bevoegde gezag een onderzoek instellen door een door hem aangewezen commissie van geneeskundigen.

Artikel 6
  1. De voortzetting van de uitkering geschiedt op aanvraag van betrokkene en voor termijnen niet langer dan twee jaar, onverminderd het in dit besluit bepaalde over de beëindiging van de uitkering. 2. Een aanvraag bedoeld in het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT