Beschikking van de Minister van Justitie van 9 januari 1996, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Luchtvaartwet, zoals deze luidt met ingang van 22 november 1995

Beschikking van de Minister van Justitie van 9 januari 1996, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Luchtvaartwet, zoals deze luidt met ingang van 22 november 1995

De Minister van Justitie,Besluit:

de tekst van de Luchtvaartwet, zoals deze luidt met ingang van 22 november 1995, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.'s-Gravenhage, 9 januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de achttiende januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

TEKST VAN DE LUCHTVAARTWET ZOALS DEZE LUIDT MET INGANG VAN 22 NOVEMBER 1995

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN Artículos 1 y 2
Artikel 1
  1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:a. luchtvaart: het gebruik van luchtvaartuigen;b. luchtvaartuigen: toestellen, die in de dampkring kunnen worden gehouden ten gevolge van krachten, die de lucht daarop uitoefent, met inbegrip of met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen toestellen;c. vliegtuigen: luchtvaartuigen zwaarder dan lucht en voorzien van een voortstuwingsinrichting;d. exploitant van een luchtvaartterrein: degene, te wiens name ingevolge deze wet een luchtvaartterrein wordt aangewezen;e. Nederlandse luchtvaartuigen: luchtvaartuigen, die zijn ingeschreven in een Nederlands luchtvaartuigregister of ten aanzien waarvan met betrekking tot de inschrijving artikel 4, tweede lid, toepassing heeft gevonden;f. buitenlandse luchtvaartuigen: luchtvaartuigen, ingeschreven in een buitenlands luchtvaartuigregister;g. luchtvaartterrein: een aangewezen terrein ingericht voor het opstijgen en landen van luchtvaartuigen;h. luchtvaartmaatschappijen: eigenaren van ondernemingen, die geheel of gedeeltelijk hun bedrijf maken van het vervoer van personen, dieren of goederen met luchtvaartuigen;i. lid van het stuurhutpersoneel: ieder die, officieel daartoe bevoegd zijnde, aan boord van een luchtvaartuig handelingen heeft te verrichten die van direkt belang zijn voor de bediening van het luchtvaartuig tijdens de vlucht;j. verkeersvlucht: een vlucht, die vervoer door een luchtvaartmaatschappij ten doel heeft;k. (Vervallen.);l. Onze Minister: voor wat de burgerluchtvaart en de algemene verkeersveiligheid in de lucht betreft: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat; voor wat de militaire luchtvaart betreft: Onze Minister van Defensie.2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder uitwendige scheidingsconstructie, verblijfsgebied, verblijfsruimte en gezondheidszorggebouw verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Bouwbesluit (Stb. 1991, 680). Voor de toepassing van artikel 26b en de daarop berustende bepalingen wordt voor wat betreft de voorschriften die samenhangen met de in artikel 25, vierde lid, bedoelde grenswaarde onder gezondheidszorggebouwen verstaan die gedeelten van gezondheidszorggebouwen waarin personen die medisch worden verpleegd, verzorgd of behandeld, de nacht doorbrengen.

Artikel 2

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt mede verstaan onder

  1. gezagvoerder: hij, die een luchtvaartuig alleen bedient;

  2. bedienen van een luchtvaartuig: het verrichten van handelingen aan boord van een luchtvaartuig ten behoeve van het gebruik van dat luchtvaartuig;

  3. terreinen: watergebieden;

  4. bouwwerken: getimmerten, constructiemasten, bovengrondse geleidingen, dijken en kaden.

  5. luchtwaardigheid: de toelaatbaarheid van het door het luchtvaartuig veroorzaakte geluid.

HOOFDSTUK II ALGEMENE VERKEERSVEILIGHEID Artículo 3
Artikel 3

(Vervallen.)

HOOFDSTUK III DE LUCHTVAART Artículos 4 a 17
AFDELING 1 INSCHRIJVING, KENMERKEN EN LUCHTWAARDIGHEID VAN LUCHTVAARTUIGEN Artículos 4 a 7
Artikel 4
  1. Het is verboden de luchtvaart uit te oefenen met een luchtvaartuig hetwelka. niet voorzien is van een geldig bewijs van inschrijving, als bedoeld in artikel 5;b. niet voorzien is van een nationaliteitskenmerk en een inschrijvingskenmerk overeenkomstig het bepaalde in artikel 6;c. niet voorzien is van een geldig bewijs van luchtwaardigheid of van gelijkstelling, als bedoeld in artikel 7, en geldig voor het gebruik, dat van het luchtvaartuig wordt gemaakt;d. niet in luchtwaardige toestand verkeert.2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet:a. in de gevallen, aangegeven bij algemene maatregel van bestuur;b. indien en voor zover door of vanwege Onze Minister ontheffing is verleend.

Artikel 5
  1. Vanwege Onze Minister worden Nederlandse luchtvaartuigregisters gehouden. Buitenlandse luchtvaartuigen worden niet in deze luchtvaartuigregisters ingeschreven. De Nederlandse luchtvaartuigregisters voor burgerlijke luchtvaartuigen zijn openbaar.2. Het inschrijven van luchtvaartuigen en het afgeven van een bewijs van inschrijving in een Nederlands luchtvaartuigregister geschiedt door of vanwege Onze Minister en wel, voor wat burgerlijke luchtvaartuigen betreft, naar regelen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.3. Een bewijs van inschrijving van een buitenlands luchtvaartuig moet in overeenstemming zijn met de wetgeving van het gebied, waar dit luchtvaartuig is ingeschreven.

Artikel 6
  1. Het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk van Nederlandse luchtvaartuigen worden door of vanwege Onze Minister vastgesteld. Zij bestaan, voor zover zij burgerlijke luchtvaartuigen betreffen, uit letters en cijfers of een van beide en moeten op zodanige plaats en wijze zijn aangebracht, als door Onze Minister zal zijn voorgeschreven; deze voorschriften worden, voor zover zij burgerlijke luchtvaartuigen betreffen, in de Staatscourant bekendgemaakt.2. Ten aanzien van buitenlandse luchtvaartuigen moeten het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk in overeenstemming zijn met de wetgeving van het gebied, waar dit luchtvaartuig is ingeschreven.

Artikel 7
  1. Ten aanzien van Nederlandse luchtvaartuigen worden de bewijzen van luchtwaardigheid afgegeven, geschorst en ingetrokken door of vanwege Onze Minister, en wel, voor wat burgerlijke luchtvaartuigen betreft, naar regelen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Voorts kunnen bewijzen van gelijkstelling van buitenlandse bewijzen van luchtwaardigheid worden afgegeven, geschorst en ingetrokken door of vanwege Onze Minister, naar regelen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.2. Ten aanzien van buitenlandse luchtvaartuigen is een, krachtens internationale overeenkomst afgegeven, buitenlands bewijs van luchtwaardigheid of van gelijkstelling vereist.

AFDELING 2 BEDIENING VAN LUCHTVAARTUIGEN Artículos 8 a 9

Bevoegdheden; geschiktheid

Artikel 8
  1. Het is verboden een luchtvaartuig te bedienen zonder lid te zijn van het stuurhutpersoneel en anders dan in overeenstemming met de bevoegdheden en met inachtneming van beperkingen vermeld in een aan hen door of vanwege Onze Minister afgegeven geldig bewijs van bevoegdheid of gelijkstelling als bedoeld in artikel 9.2. Een lid van het stuurhutpersoneel mag de bediening waartoe hij is aangewezen slechts verrichten, indien hij in zodanige toestand is, dat hij in staat is die bediening naar behoren te verrichten.3. De luchtvaartmaatschappij is verplicht al datgene te doen wat in haar vermogen ligt om ernstige lichamelijke en/of geestelijke vermoeidheid van leden van het stuurhutpersoneel bij de bediening van luchtvaartuigen te voorkomen en al datgene na te laten wat te dien aanzien een ongunstige invloed zou kunnen hebben.

Vluchtuitvoering; werk- en rusttijden

Artikel 8

A.

  1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gegeven ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van verkeersvluchten met Nederlandse luchtvaartuigen, de werk- en rusttijden van de leden van het stuurhutpersoneel daaronder begrepen.2. Voor andere vluchten dan verkeersvluchten kunnen ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering daarvan, de werk- en rusttijden van de leden van het stuurhutpersoneel daaronder begrepen, in het belang van de algemene veiligheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regelen worden gegeven. Deze bepaling vindt geen toepassing met betrekking tot vluchten met militaire luchtvaartuigen.3. De onder lid 1 bedoelde regelen voor werk- en rusttijden worden niet vastgesteld alvorens overleg is gepleegd met de verenigingen, die de leden van het stuurhutpersoneel vertegenwoordigen, alsmede met de betrokken luchtvaartmaatschappijen.4. Op daartoe strekkend verzoek kan door of vanwege Onze Minister in bijzondere gevallen, voor zover de veiligheid zulks toelaat, ontheffing worden verleend van de in artikel 8, eerste lid, en in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde regelen.

Commissie van advies

Artikel 8

B.

  1. Er is een Commissie van Advies inzake werk- en rusttijden van de leden van het stuurhutpersoneel van Nederlandse burgerluchtvaartuigen.2. De Commissie bestaat uit ten minste elf leden en ten hoogste vijftien leden, welke door Onze Minister worden benoemd. Hiervan worden in elk geval vier leden benoemd op voordracht van naar het oordeel van Onze Minister representatieve organisaties voor de leden van het stuurhutpersoneel, vier leden op voordracht van de betrokken luchtvaartmaatschappijen en drie leden als onafhankelijke deskundigen. Uit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT