Wet van 8 juni 2005 tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verjaring van en heffing bij planschadevergoedingsaanspraken, alsmede planschadevergoedingsovereenkomsten)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2005

305

Wet van 8 juni 2005 tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verjaring van en heffing bij planschadevergoedingsaanspraken, alsmede planschadevergoedingsovereenkomsten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is met spoed in de Wet op de Ruimtelijke Ordening te voorzien in een bevoegdheid voor het betrokken bestuursorgaan overeenkomsten met betrekking tot de vergoeding van planschade te sluiten, verjaringstermijnen voor schadevergoedingsaanspraken op te nemen en te voorzien in de heffing van een recht voor de behandeling van een aanvraag om vergoeding van schade;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 49

wordt gewijzigd als volgt:

  1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

  2. In de eerste volzin worden de woorden «kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek» vervangen door: kennen burgemeester en wethouders hem op aanvraag.

  3. De tweede volzin vervalt.

  4. Er worden een drietal leden toegevoegd, luidende: 2. Een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in het eerste lid, onder a, b, c, of f, moet worden ingediend binnen vijf jaar nadat de desbetreffende bepaling van het bestemmingsplan onderscheidenlijk het desbetreffende besluit onherroepelijk is geworden. Ingeval van schade ten gevolge van een aanhouding bedoeld onder d of van een aanwijzing

Staatsblad 2005 305 1

onder e, kan de aanvraag om schadevergoeding eerst worden ingediend na de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan, doch niet later dan vijf jaar nadat dat bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. 3. Van de aanvrager heffen burgemeester en wethouders een recht ten bedrage van € 300, welk bedrag bij verordening van de gemeenteraad met ten hoogste twee derde deel kan worden verhoogd of verlaagd. Zij wijzen hem op de verschuldigdheid van het recht en delen hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort. Indien het bedrag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT