Besluit van 25 oktober 1996, houdende wijziging van diverse rechtspositievoorschriften in verband met de invoering van de rekenkundig gemiddeld 36-urige werkweek in de sector Rijk

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1996

568

Besluit van 25 oktober 1996, houdende wijziging van diverse rechtspositievoorschriften in verband met de invoering van de rekenkundig gemiddeld 36-urige werkweek in de sector Rijk

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 17 juli 1996, nr. AD96/U627, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid, mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 9 augustus 1996, nr. WO4.96.0326);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 16 oktober 1996, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De voor ambtenaren in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Ambtenarenreglement Staten-Generaal op 31 december 1996 geldende arbeidsduur wordt met ingang van 1 januari 1997 verminderd met twee achtendertigste deel. De met ingang van 1 januari 1997 geldende arbeidsduur wordt naar boven afgerond op twee decimalen.

ARTIKEL II

Het Algemeen Rijksambtenarenreglement1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 21

wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het eerste lid wordt na de laatste zin toegevoegd: In de werktijdregeling is het aantal te werken uren, bedoeld in het derde lid, opgenomen.

Staatsblad 1996 568 1

  1. Het tweede lid komt te luiden: 2. De arbeidsduur bedraagt gemiddeld ten hoogste 36 uur per week. De werktijd wordt behoorlijk door rusttijd onderbroken. 3. Het derde lid tot en met het tiende lid worden vernummerd tot vijfde lid tot en met twaalfde lid. 4. Ingevoegd worden een nieuw derde lid en een nieuw vierde lid, luidend: 3. a. voor de ambtenaar met een volledige arbeidsduur bedraagt het aantal te werken uren per jaar: het aantal kalenderdagen per jaar verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen en niet op zaterdag of zondag vallende feestdagen, genoemd in het zevende lid, onder a, in dat jaar vermenigvuldigd met 7,2. b. Voor de ambtenaar met een onvolledige arbeidsduur bedraagt het aantal te werken uren per jaar een evenredig deel van het aantal te werken uren volgens de systematiek van de onder a opgenomen berekeningswijze. 4. Het aantal te werken uren, bedoeld in het derde lid, wordt rekenkundig op hele uren afgerond. 5. Het tot zevende lid vernummerde lid komt te luiden: 7. a. Geen dienst wordt geëist op zondagen, alsmede op de Nieuwjaarsdag, de Tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag, de Tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de dag, waarop de verjaardag van de Koningin wordt gevierd en op 5 mei. b. Op zaterdag kan dienst worden geëist, mits de belangen van de dienst daartoe aanleiding geven. 6. Het tot achtste lid vernummerde lid wordt als volgt gewijzigd: Na de zinsnede «Van het bepaalde in het vorige lid» wordt toegevoegd: , onder a. 7. Het tot tiende lid vernummerde lid wordt als volgt gewijzigd: De zinsnede «het tweede tot en met zevende lid» wordt vervangen door: het tweede tot en met negende lid. 8. Het tot elfde lid vernummerde lid wordt als volgt gewijzigd: De zinsnede «het tweede tot en met zevende lid» wordt vervangen door: het tweede tot en met negende lid.

De zinsnede «het achtste lid» wordt vervangen door: het tiende lid.

B

Artikel 21

a wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste en het tweede lid wordt de zinsnede «wekelijkse werktijd» vervangen door: gemiddelde wekelijkse werktijd. 2. Het derde lid komt te vervallen onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot derde tot en met zesde lid.

C

Artikel 22

wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdeel a van het derde lid vervalt. De onderdelen b en c worden geletterd a en b. 2. Het vierde lid komt te luiden: 4. Voor de ambtenaar met volledige werktijd bedraagt de aanspraak op vakantie 165,6 uren per kalenderjaar. Onder volledige werktijd wordt verstaan een werktijd welke gemiddeld 36 werkuren per week omvat. 3. Het vijfde lid komt te luiden: 5. De op grond van het vierde lid geldende aanspraak op vakantie wordt verhoogd volgens onderstaande tabel afhankelijk van de leeftijd die de ambtenaar in het desbetreffende kalenderjaar bereikt:

Staatsblad 1996 568 2

leeftijd: verhoging:

van 45 tot en met 49 jaar 7,2 uren van 50 tot en met 54 jaar 14,4 uren van 55 tot en met 59 jaar 21,6 uren vanaf 60 jaar 28,8 uren.

  1. Het negende lid komt te luiden: 9. Over kalendermaanden gedurende welke de ambtenaar in afwijking van de voor hem geldende werktijdregeling in het geheel geen dienst verricht, heeft hij geen aanspraak op vakantie. Over kalendermaanden gedurende welke de ambtenaar in afwijking van de voor hem geldende werktijdregeling gedeeltelijk dienst verricht, heeft hij aanspraak op vakantie naar evenredigheid van het gedeelte van de werktijd waarop hij volgens de werktijdregeling dienst verricht.

D

Artikel 23

wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met negende lid in tweede tot en met achtste lid. 2. Het tot tweede lid vernummerde lid komt te luiden: 2. De ambtenaar dient in elk kalenderjaar ten minste 108 uur vakantie op te nemen waarvan ten minste 72 uur over een aaneengesloten periode indien voor hem een volledige werktijd geldt en tot in evenredigheid lagere getallen indien voor hem een onvolledige werktijd geldt. 3. In het tot derde lid vernummerde lid wordt het getal «64» vervangen door: 57,6. 4. In het tot zevende lid vernummerde lid worden de woorden «derde lid» vervangen door: tweede lid.

E

Artikel 32

a wordt als volgt gewijzigd: 1. De leden twee en vier komen te vervallen onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid. 2. De zinsnede «Het eerste en tweede lid» in het tot tweede lid vernummerde lid wordt vervangen door: Het vorige lid.

F

In artikel 33fa derde lid wordt «8 uur» vervangen door: 1 dag.

G

In artikel 33g, tweede lid wordt het getal «16» vervangen door: 14,4.

H

In artikel 79, vierde lid, vervalt het artikelnummer «94a».

I

Artikel 95

komt te luiden: 1. Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst, die blijkens zijn akte van aanstelling is aangesteld voor een vast bepaalde tijd of voor een proeftijd, wordt, tenzij het tegendeel blijkt, geacht eervol ontslag te zijn verleend zodra die tijd is verstreken. Bij voortduring van het dienstverband na het verstrijken van de vast bepaalde tijd of de - eventueel ingevolge artikel 6,

Staatsblad 1996 568 3

tweede lid onder a verlengde - proeftijd, wordt de ambtenaar geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangesteld. 2. Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst, die is aangesteld voor onbepaalde tijd - waaronder begrepen de ambtenaar die is aangesteld ter vervanging van een afwezige ambtenaar dan wel belast is met werk van kennelijk tijdelijk karakter - kan ontslag worden verleend, mits een opzegtermijn in acht wordt genomen van: a. drie maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging laatstelijke tenminste twaalf maanden onafgebroken in dienst is geweest; b. twee maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging laatstelijke tenminste zes maanden doch korter dan twaalf maanden onafgebroken in dienst is geweest; c.één maand, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging laatstelijk korter dan zes maanden onafgebroken in dienst is geweest. 3. Opzegging als in het vorige lid bedoeld kan niet geschieden gedurende de zwangerschap van de vrouwelijke ambtenaar, noch gedurende het verlof bedoeld in artikel 46, derde lid, noch - indien zij haar dienst heeft vervat - gedurende een periode van zes weken volgend op dat verlof. Het bevoegd gezag kan ter staving van de zwangerschap een verklaring van een geneeskundige of van een vroedvrouw verlangen. 4. Opzegging als bedoeld in het tweede lid kan niet geschieden wegens de omstandigheid dat de ambtenaar in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen. 5. Opzegging als bedoeld in het tweede lid kan niet plaatsvinden wegens het feit dat de ambtenaar door een centrale als bedoeld in artikel 105 of door een daarbij aangesloten vereniging is aangewezen om bestuurlijke of vertegenwoordigende aktiviteiten te ontplooien binnen zijn centrale of een daarbij aangesloten vereniging dan wel binnen de organisatie van de werkgever, die er toe strekken de doelstellingen van zijn centrale van overheidspersoneel en daarbij aangesloten verenigingen te ondersteunen. 6. Opzegging als bedoeld in het tweede lid kan niet geschieden wegens de omstandigheid dat de ambtenaar is geplaatst op een kandidatenlijst als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de ondernemingsraden, noch wegens het lidmaatschap of het korter dan twee jaar geleden beëindigde lidmaatschap van de ambtenaar van de ondernemingsraad of van een commissie van die raad. 7. Het ontslag kan, al dan niet op aanvraag van de ambtenaar, ingaan voor de afloop van de opzeggingstermijn. Indien dit niet op de aanvraag van de ambtenaar geschiedt, wordt hem over de tijd, welke aan de opzeggingstermijn ontbreekt, een bedrag uitbetaald gelijk aan de laatstgenoten bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, berekend op de voet van het bepaalde in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. 8. Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst, als bedoeld in het eerste lid, kan ontslag worden verleend met ingang van een dag, gelegen binnen een bepaalde tijd of de proeftijd. In dat geval vindt het bepaalde in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT