Besluit van 13 oktober 2000, houdende regels voor het vaststellen van een verlaging van de tegemoetkoming in schade bij aangewezen dierziekten (Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2000

537

Besluit van 13 oktober 2000, houdende regels voor het vaststellen van een verlaging van de tegemoetkoming in schade bij aangewezen dierziekten (Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 29 mei 2000, No. TRCJZ/2000/7243, Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 86, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

De Raad van State gehoord (advies van 21 juli 2000, no. W11.00.0223/V); Gezien het nader rapport van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 4 oktober 2000, No. TRCJZ/2000/10817, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; b. aangewezen dierziekte: krachtens artikel 15, eerste lid, van de wet aangewezen besmettelijke dierziekte; c. maatregel: maatregel als bedoeld in artikel 22 van de wet; d. tegemoetkoming: tegemoetkoming als bedoeld in artikel 86, eerste lid, van de wet.

Artikel 2

Het in artikel 86, tweede lid, onderdeel b, van de wet bedoelde gedeelte van de waarde van de dieren in gezonde toestand bedraagt 50%.

Artikel 3
  1. De in artikel 86, tweede lid, van de wet bedoelde percentages tot verlaging van de tegemoetkoming bedragen: a. indien de eigenaar of onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen de artikelen 19, 25, 29, 101 of 104 van de wet niet naleven: 100%; b. indien de eigenaar of onder diens verantwoordelijkheid werkzame

    Staatsblad 2000 537 1

    personen handelingen verrichten, waarmee het effect van een maatregel ongedaan wordt gemaakt: 100%; c. indien de eigenaar of onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen op de eerste vordering van een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, eerste of tweede lid, van de wet niet kan aantonen van welke bedrijven de op het bedrijf aanwezige dieren afkomstig zijn, en niet kan aantonen dat de op het bedrijf aanwezige dieren langer dan zeventien weken voorafgaand aan de vordering ononderbroken op het bedrijf aanwezig zijn: 100%; d. indien de eigenaar niet aantoont dat hij heeft voldaan aan een op grond van een wettelijk voorschrift voor diens dieren geldende plicht tot vaccinatie tegen de aangewezen dierziekte waarmee de dieren zijn aangetast of waarvan de dieren worden verdacht: 100%; e. indien de eigenaar of onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen een verplichting als bedoeld in artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht of als bedoeld in artikel 115, eerste lid, van de wet niet nakomen: 100%; f. indien de eigenaar of onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10a, 35, 36 of 38, eerste of derde lid, van de Veewet of de artikelen 3, 4, 6, 8, 9, 10, 11, 17, 18, 20, 26, eerste lid, 30, 96 of 97 van de wet niet naleven, voorzover de bepaling betrekking heeft op de dierziekte in verband waarmee de maatregel is toegepast, op de diersoort waarop de maatregel is toegepast of op de diersoort die getroffen kan worden door de dierziekte in verband waarmee de maatregel is toegepast: 35% per gebeurtenis; g. indien de eigenaar of onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen het bepaalde bij of krachtens de Destructiewet niet naleven: 35% per gebeurtenis; h. indien de eigenaar of onder diens verantwoordelijkheid werkzame personen door een bedrijfslichaam vastgestelde regels niet naleven die betrekking hebben op de preventieve gezondheidszorg bij het houden van dieren van de soort waarop de maatregel is toegepast: 35% per gebeurtenis.

  2. Indien een tegemoetkoming meer dan één keer wordt verlaagd wegens een van de gronden, genoemd in de onderdelen a tot en met h van het eerste lid, worden de toepasselijke percentages bij elkaar opgeteld tot een maximum van 100.

  3. Een verlaging van de tegemoetkoming vindt niet plaats, indien: a. de verlaging zou moeten worden opgelegd wegens een verzuim dat zich heeft voorgedaan langer dan zeventien weken voor de bekendmaking van het besluit tot het nemen van de maatregel op grond waarvan het recht op een tegemoetkoming bestaat, en b. in een aaneengesloten periode van zeventien weken nadat het verzuim zich heeft voorgedaan in Nederland geen dieren zijn gedood of raten zijn vernietigd ter uitvoering van een maatregel ter bestrijding van dezelfde dierziekte als waarop de maatregel, bedoeld in onderdeel a, betrekking heeft.

Artikel 4
  1. De artikelen 7, 8 en 8a van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten1 vervallen.

  2. Dit besluit is slechts van toepassing op een besluit tot vaststelling van een tegemoetkoming wegens een maatregel die is getroffen na de inwerkingtreding van dit besluit.

    Staatsblad 2000 537 2

    1 Stb. 1996, 156, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 2000, Stb. 476.

    Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Minis-terie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 januari 2001, nr. 6.

  3. Op een besluit tot vaststelling van een tegemoetkoming wegens een maatregel, die is getroffen voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven de artikelen, genoemd in het eerste lid, van toepassing.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verlaging tegemoetkoming aangewezen dierziekten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij horende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 oktober 2000 Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de negentiende december 2000

De Minister van Justitie, A. H. Korthals

STB5943 ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2000

Staatsblad 2000 537 3

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

De varkenspestepidemie van 1997 heeft duidelijk gemaakt hoe kwetsbaar de Nederlandse veehouderij is voor besmettelijke dierziekten. Deze kwetsbaarheid bestaat niet alleen bij varkenspest, maar ook bij mond- en klauwzeer en andere besmettelijke dierziekten. Een uitbraak van dergelijke dierziekten kan zowel voor de sector als voor de overheid enorme financiële consequenties hebben. Ook de gevolgen voor de sector op economisch en sociaal terrein kunnen groot zijn.

Het is daarom van groot belang om uitbraken van besmettelijke dierziekten te voorkomen. In het op 21 december 1998 aan de Staten-Generaal gezonden Beleidsbesluit diergezondheid (kamerstukken II 1998/99, 26 361, nr. 1) wordt daartoe voorzien in een samenhangend pakket van maatregelen. Het betreft onder meer maatregelen op het terrein van communicatie met het bedrijfsleven, de inzet van financiële middelen en de aanscherping van regelgeving.

Daarbij is het van belang instrumenten in te zetten die een direct beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken veehouders om de insleep van besmettelijke dierziekten op het bedrijf zo veel mogelijk te voorkomen. Van een veehouder mag worden verwacht dat hij bij de bedrijfsvoering de risico's op besmetting zo klein mogelijk houdt en dat hij zo veel mogelijk bijdraagt aan de bestrijding van dierziekten.

In het kader van de bestrijding van de varkenspestepidemie zijn aan de wijze waarop deze verantwoordelijkheid in het individuele geval werd ingevuld, gevolgen verbonden: indien bleek dat een varkenshouder bepaalde regels niet had nageleefd, werd op de wegens het doden van varkens verstrekte tegemoetkoming in de schade, als bedoeld in artikel 86, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) een verlaging toegepast. Ten tijde van de varkenspestepidemie is gebleken dat van de verlaging van de tegemoetkoming een prikkel uitgaat om de bedrijfsvoering zo in te richten dat de gezondheid van de dieren op het bedrijf wordt gewaarborgd.

Tegen deze achtergrond ligt het uit een oogpunt van dierziektepreventie in de rede om het ten tijde van de bestrijding van varkenspest toegepaste instrument van het verlagen van de tegemoetkoming in de schade uit te breiden naar alle dierziekten die krachtens artikel 15 van de Gwwd zijn aangewezen. Het onderhavige besluit strekt daartoe.

Wettelijk stelsel

Artikel 86

van de Gwwd regelt de tegemoetkoming in de schade die een eigenaar leidt als dieren of producten in geval van besmetting met een besmettelijke dierziekte of het vermoeden van een dergelijke besmetting worden gedood of vernietigd. Artikel 86, tweede lid, van de Gwwd bepaalt dat de tegemoetkomingen van artikel 86, eerste lid, kunnen worden verlaagd met bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentages, die verschillen naarmate de inrichting van het bedrijf voldoet aan nader gestelde eisen en de eigenaar maatregelen heeft getroffen om de gezondheid van dieren op het bedrijf te waarborgen. Hieronder valt mede het niet voldoen aan de verplichting van de regels omtrent identificatie en registratie (I&R) van dieren. Het belang van het kunnen traceren van de herkomst van dieren bij het bestrijden van dierziekten is immers evident. Daarbij moet op de juistheid van de bedrijfsgegevens kunnen worden vertrouwd. Het niet voldoen aan de regels omtrent I&R was tijdens de varkenspestepidemie van 1997 de meest voorkomende grond om de tegemoetkoming...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT