Schepenwet

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterVervoersrecht
CourtInfrastructuur en Milieu

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Wet van 1 juli 1909, houdende bepalingen ter voorkoming van scheepsrampen, tot het instellen van een onderzoek omtrent voorgekomen scheepsrampen en omtrent maatregelen van tucht ten opzichte van kapiteins, stuurlieden of machinisten

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is bepalingen vast te stellen ter voorkoming van scheepsrampen, tot het instellen van een onderzoek omtrent voorgekomen scheepsrampen en omtrent maatregelen van tucht ten opzichte van schippers, stuurlieden of machinisten;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen
Artikel 1
  • 1 Voor de toepassing van deze rijkswet wordt verstaan onder:

    buitengaats brengen, voor zover het betreft het verlaten van

    • a. het Europese deel van het Nederlandse gebied en het Duitse gebied, gelegen aan de landzijde van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen lijn: het brengen van een schip aan de buitenzijde van deze lijn;

    • b. de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba: het verlaten van een der havens in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    • c. Aruba, Curaçao of Sint Maarten: het verlaten van een der havens in Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten;

    • d. andere gebieden dan vermeld onder a, b en c: het brengen van een schip aan de buitenzijde van de lijn zoals deze door de overheid ter plaatse voor het buitengaats brengen is vastgesteld, dan wel volgens plaatselijke gewoonte wordt aangenomen.

    het ondernemen van eene reis: het buitengaats brengen van een schip;

    Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    schepelingen: allen, die zich als scheepsofficieren of scheepsgezellen aan boord bevinden of zich als zoodanig hebben verbonden;

    kapitein: elk gezagvoerder van een schip of die dezen vervangt;

    passagiers: alle personen aan boord, met uitzondering van:

    • 1°. de kapitein en de schepelingen;

    • 2°. andere personen, die in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn;

    • 3°. kinderen, die op de dag van inscheping de leeftijd van een jaar nog niet hebben bereikt.

    passagiersschip: elk schip, dat door den eigenaar bestemd is om meer dan twaalf passagiers te vervoeren, dan wel een schip, dat meer dan twaalf passagiers vervoert;

    vissersvaartuig: elk vaartuig, dat gebezigd wordt voor het vangen van vis, walvissen, zeehonden, walrussen of andere levende rijkdommen van de zee.

  • 2 Voor de toepassing van deze rijkswet wordt onder "schip" begrepen een vaartuig, een sleepschip, een dok en elk ander dergelijk drijvend voorwerp, hetwelk over zee naar zijne bestemming wordt gesleept.

  • 3 Voor de toepassing van deze rijkswet wordt, ook wat de strafbepalingen betreft, onder "eigenaar" verstaan de persoon die het beheer over het schip heeft, hetzij hij eigenaar of boekhouder van de rederij van het schip is, hetzij hem het schip in gebruik is gegeven.

Artikel 2
  • 1 De bepalingen van deze rijkswet zijn van toepassing op de in Nederland thuis behoorende schepen, welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden om eene reis te ondernemen, met uitzondering van:

    • a. Nederlandse oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van de militaire taak;

    • b. reddingvaartuigen;

    • c. onoverdekte visschersvaartuigen, welke in den regel niet buiten het zicht van de Nederlandsche kust worden gebracht;

    • d. pleiziervaartuigen, welke uitsluitend als zodanig worden gebezigd, voorzover zij geen passagiers tegen vergoeding vervoeren;

    • e. schepen, welke varen onder vreemde vlag en welke niet vallen onder de omschrijving, voorkomende in het derde lid van dit artikel onder II;

      en, behoudens het bepaalde in artikel 2bis:

    • f. schepen, welke slechts bij uitzondering, hetzij over korten afstand, hetzij gesleept zonder bemanning, buiten de in artikel 1 genoemde lijn varen;

    • g. schepen, welke hetzij hier te lande voor buitenlandsche rekening zijn gebouwd, hetzij naar het buitenland zijn verkocht, en welke over zee naar hunne bestemmingsplaats moeten worden gebracht;

    • h. schepen, welke uitsluitend voor het houden van eenen proeftocht eene reis ondernemen.

  • 2 De bepalingen van deze rijkswet zijn mede van toepassing op bij Landsverordening van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten aangewezen landsvaartuigen of op daarbij aangewezen schepen, varende met een zeebrief van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten.

  • 3 Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt een schip geacht in Nederland thuis te behooren in de twee na te noemen gevallen:

    • I. indien het kantoor, waarvoor het vaart, in Nederland is gevestigd;

    • II. indien het in Nederland wordt uitgerust en zijne bemanning voor ten minste de helft uit Nederlanders of Rijksingezetenen bestaat.

  • 4 Met betrekking tot de bemanningen van schepen in openbare dienst zijn de artikelen 34 tot en met 41 en 48 tot en met 51 niet van toepassing.

Artikel 2bis
  • 1 Kapiteins van schepen, bedoeld onder de uitzonderingen f tot en met h van artikel 2, eerste lid, ondernemen met hun schip geen reis zonder vergunning van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.

  • 2 Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. De vergunning geldt voor een daarbij bepaalde periode.

  • 3 In Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt een weigering van een vergunning schriftelijk en gemotiveerd gegeven. In Aruba, Curaçao en Sint Maarten kan tegen de weigering van een vergunning bezwaar worden gemaakt bij het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden in Aruba, Curaçao en Sint Maarten met het weigeren van een vergunning gelijkgesteld het schriftelijk weigeren een vergunning te verlenen alsmede het niet tijdig verlenen van een vergunning. In Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt een besluit omtrent het verlenen van een vergunning genomen binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

Hoofdstuk II. Voorkoming van scheepsrampen
§ 1. Veiligheidsvoorschriften
Artikel 3
  • 1 Er wordt geen reis ondernomen, tenzij de voor het schip benodigde certificaten zijn afgegeven, welke nog geldig zijn op het ogenblik van vertrek.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur wordt vastgesteld welke certificaten benodigd zijn. Aan certificaten kunnen door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur wordt de geldigheidsduur van de certificaten vastgesteld.

Artikel 3a
  • 1 Een certificaat wordt alleen afgegeven indien het schip en de bedrijfsvoering over het schip, zowel aan boord als aan de wal, voldoen aan de eisen, daartoe bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur vastgesteld.

  • 2 De vaststelling van de eisen, bedoeld in het eerste lid, kan voor bepaalde bij of krachtens de maatregel aangewezen onderwerpen geschieden door het van toepassing verklaren van de regels, ter zake gegeven door bij of krachtens de maatregel aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen. Indien een aanwijzing plaatsvindt krachtens de maatregel wordt het besluit tot aanwijzing bekendgemaakt in de Staatscourant, in de Landscourant van Aruba, in de Curaçaose Courant en in de Landscourant van Sint Maarten.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur wordt vastgesteld aan welke onderzoeken schepen, ter verkrijging van een certificaat of tijdens de geldigheidsduur daarvan, zijn onderworpen om vast te stellen of zij voldoen aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur worden regels gegeven met betrekking tot de aanvraag voor het verkrijgen van een certificaat en de daarbij over te leggen bescheiden.

Artikel 4
  • 1 De kapitein is verplicht, alvorens met zijn schip eene reis te ondernemen, te zorgen dat:

    • a. het schip volkomen zeewaardig is en alle daarvoor in aanmerking komende openingen binnen en buiten boord afdoende zijn gesloten;

    • b. aan boord de noodige redding- en veiligheidsmiddelen, alsmede heel- en verbandmiddelen en eene desbetreffende handleiding, aanwezig zijn, in verband met den dienst, waarin het schip wordt gebruikt, den aard en den duur der voorgenomen reis en het aantal opvarenden en de noodige aanwijzingen betrekkelijk een doelmatig gebruik van de reddingmiddelen zijn aangebracht;

    • c. aan boord de noodige zeekaarten, zeilaanwijzingen en instrumenten aanwezig zijn en deze behoorlijk zijn bijgehouden of op tijd zijn nagezien en gesteld;

    • d. alle hulpmiddelen, noodig om te kunnen voldoen aan de bepalingen ter voorkoming van aanvaringen, aan boord zijn en in deugdelijken staat verkeeren, de lantaarns in overeenstemming met deze bepalingen kunnen worden geplaatst, en in het algemeen de uitrusting van het schip aan de eischen van zeewaardigheid en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT