Wet van 30 september 2010 tot wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES

Wet van 30 september 2010 tot wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat met de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeengekomen dat zij een staatsrechtelijke positie krijgen binnen het Nederlandse staatsbestel en het in verband hiermee wenselijk is de Nederlands-Antilliaanse Landsverordening toelating en uitzetting, die ingevolge de Invoeringswet BES als wet van toepassing blijft in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan te passen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toelating en uitzetting BES wordt als volgt gewijzigd:A1. In deze wet wordt «landsbesluit, houdende algemene maatregelen,» telkens vervangen door: algemene maatregel van bestuur. 2. In deze wet wordt «de Nederlandse Antillen» telkens vervangen door: de openbare lichamen. 3. In deze wet wordt «landsverordening» telkens vervangen door: wet. 4. In deze wet wordt «de Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister. 5. In deze wet vervallen telkens de woorden «of namens». 6. In deze wet wordt «personen» telkens vervangen door: vreemdelingen. 7. In deze wet wordt «de betrokkene» telkens vervangen door: de vreemdeling. 8. In deze wet wordt «betrokkene» telkens vervangen door: de vreemdeling. B1. In deze wet vervallen de paragraafaanduidingen «Verwijdering», «Slotbepalingen» en «Overgangsbepalingen». 2. In deze wet worden de paragraafaanduidingen, vermeld in kolom A van de onderstaande tabel, vervangen door de daarmee corresponderende hoofdstukaanduidingen, vermeld in kolom B.

Kolom A

Kolom B

Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Toelating van rechtswege

Hoofdstuk 4 Toelating van rechtswege

Toelating tot tijdelijk verblijf of verblijf bij vergunning verleend

Hoofdstuk 5 Toelating bij vergunning verleend

Gevolg van de beëindiging der toelating ten aanzien van de echtgenoot en minderjarige kinderen

Hoofdstuk 6 Gevolg verlies afhankelijke toelating van de echtgenoot en minderjarige kinderen

Intrekking van de vergunning tot toelating

Hoofdstuk 7 Intrekking van de vergunning tot toelating

Uitzetting

Hoofdstuk 8 Vrijheidsbeperkende en vrijheidontnemende maatregelen

Processuele bepalingen

Hoofdstuk 10 Processuele bepalingen

Toezicht

Hoofdstuk 12 Aanwijzing en bevoegdheden van ambtenaren

Strafbepalingen

Hoofdstuk 15 Algemene, straf- en slotbepalingenCArtikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a. openbaar lichaam:

openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;b. Onze Minister:

Onze Minister van Justitie;c. ambtenaren belast met de grensbewaking dan wel het toezicht op personen:

ambtenaren, bedoeld in artikel 22a;d. annulering van een visum:

intrekking van een visum met terugwerkende kracht tot en met het tijdstip van de verlening;e. machtiging tot voorlopig verblijf:

visum voor de toegang tot de openbare lichamen voor verblijf van meer dan drie maanden;f. referent:

een Nederlander of een in de openbare lichamen toegelaten en gevestigde vreemdeling dan wel het bevoegd gezag van een in de openbare lichamen kantoorhoudende rechtspersoon, die een aanvraag heeft ingediend omtrent een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van een vreemdeling; g. terugkeervisum:

visum voor de toegang tot de openbare lichamen van een visumplichtige persoon die de openbare lichamen tijdelijk zal verlaten;h. visum:

voor de toegang tot de openbare lichamen voor verblijf van niet langer dan drie maanden door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven visum, alsmede een onder e of g bedoeld visum; i. verdragsvluchteling:

de vreemdeling die vluchteling is in de zin van het op 28 juli 1951 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1954, 88) en het op 31 januari 1967 te New York tot stand gekomen Protocol betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1967, 76) en op wie de bepalingen ervan van toepassing zijn; j. vreemdeling:

ieder die niet de Nederlandse nationaliteit bezit.CaIn artikel I wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1

a.

  1. Deze wet is, met uitzondering van hoofdstuk 2, van overeenkomstige toepassing op: a. Nederlanders, geboren buiten Bonaire, Sint Eustatius en Saba; b. Nederlanders die buiten Bonaire, Sint Eustatius en Saba de Nederlandse nationaliteit verkregen hebben. 2. In afwijking van het eerste lid, is deze wet niet van overeenkomstige toepassing op Nederlanders die op dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland zijn geboren of de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, indien en voor zover deze wet niet op beide ouders dan wel, wanneer deze Nederlander alleen een moeder heeft, de moeder van toepassing is. 3. In afwijking van het eerste lid, is deze wet evenmin van overeenkomstige toepassing op Nederlanders, die: a. direct voorafgaand aan 10 oktober 2010 gedurende een ononderbroken periode van tenminste een jaar hun woonplaats als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen hebben gehad op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius of Saba en die geboren zijn op dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland, dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland de Nederlandse nationaliteit verkregen hebben; b. kinderen zijn van de onder a bedoelde Nederlanders en direct voorafgaand aan 10 oktober 2010 gedurende een ononderbroken periode van tenminste een jaar hun woonplaats hebben gehad op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius of Saba. DNa artikel 2 worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 2 NATIONALE VISA

§ 1 Algemene bepalingen Artículo 2
Artikel 2

a.

  1. Onze Minister kan aan het hoofd van de desbetreffende Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aanwijzingen geven over de uitvoering van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels inzake de verlening van de machtiging tot voorlopig verblijf door de ambtenaren werkzaam op die vertegenwoordiging door tussenkomst van en voor zover het de buitenlandse betrekkingen kan raken in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 2

b.

  1. De aanvrager is, in door Onze Minister te bepalen gevallen en volgens door Onze Minister te geven regels, leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een machtiging tot voorlopig verblijf dan wel terugkeervisum. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien op grond van de Rijkswet op de consulaire tarieven reeds een vergoeding is verschuldigd.

Artikel 2

c.

  1. De machtiging tot voorlopig verblijf wordt verleend onder beperkingen, verband houdend met het doel waarvoor het verblijf wordt toegestaan. Aan de machtiging kunnen voorschriften worden verbonden. 2. Onze Minister kan het terugkeervisum met het oog op de bescherming van de belangen waarop het bepaalde bij of krachtens deze wet betrekking heeft onder beperkingen verlenen en daaraan voorschriften verbinden. 3. Onze Minister kan alsnog voorschriften aan een reeds verleende machtiging tot voorlopig verblijf of reeds verleend terugkeervisum verbinden, voorschriften die daaraan zijn verbonden wijzigen, alsnog beperkingen daaraan verbinden, beperkingen wijzigen, de geldigheidsduur inkorten dan wel de machtiging tot voorlopig verblijf of het terugkeervisum intrekken: a. op verzoek van de vreemdeling; b. indien uit naderhand gebleken feiten en omstandigheden komt vast te staan dat verlening ervan onjuist was; c. indien feiten en omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze zich verzetten tegen de handhaving of ongewijzigde handhaving van het verleende; of d. indien de vreemdeling de op hem rustende verplichtingen krachtens deze wet niet naleeft. 4. Indien de vreemdeling nog geen toegang heeft verkregen kan Onze Minister de machtiging tot voorlopig verblijf annuleren op de gronden, vermeld in het derde lid.

Artikel 2

d.

  1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze van indiening en de behandeling van een aanvraag tot verlening of wijziging van een machtiging tot voorlopig verblijf dan wel een terugkeervisum, daaronder begrepen de wijze waarop beschikkingen, kennisgevingen, mededelingen of berichten ingevolge dit hoofdstuk aan de vreemdeling of andere belanghebbenden worden bekendgemaakt. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen aan de verplichtingen die krachtens dit hoofdstuk op de betrokkene rusten kan worden voldaan door diens wettelijk vertegenwoordiger.

§ 2. Machtiging tot voorlopig verblijf

Artikel 2

e.

  1. Indien Onze Minister besluit tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf stelt hij de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis. Een machtiging tot voorlopig verblijf kan tot uiterlijk drie maanden na de dagtekening van die kennisgeving worden afgegeven. In geval de machtiging tot voorlopig verblijf niet kan worden afgegeven in het land van herkomst of bestendig verblijf, op grond dat de Nederlandse vertegenwoordiging is gesloten of zich daar niet of niet langer bevindt, kan Onze Minister de termijn, bedoeld in de tweede volzin, eenmaal met ten hoogste drie maanden verlengen. 2. De geldigheidsduur van een machtiging tot voorlopig verblijf bedraagt ten hoogste drie maanden vanaf de datum van afgifte, met dien...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT