Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van de Tracéwet, Spoedwet wegverbreding en de Wet ruimtelijke ordening met het oog op de verbetering van de beroepsprocedure
Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van de Tracéwet, Spoedwet wegverbreding en de Wet ruimtelijke ordening met het oog op de verbetering van de beroepsprocedure
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Tracéwet, de Spoedwet wegverbreding en de Wet ruimtelijke ordening in die zin te wijzigen dat de bestuursrechter een bestuursorgaan de mogelijkheid kan bieden de door de rechter geconstateerde gebreken weg te nemen en zo te komen tot definitieve geschilbeslechting; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Tracéwet wordt als volgt gewijzigd: A Na artikel 15 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
b.
-
Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer dan wel Onze Minister is bevoegd om hangende het beroep tegen een tracébesluit, een besluit tot wijziging van dat tracébesluit vast te stellen. 2. Artikel 12, derde lid, is niet van toepassing op het besluit, bedoeld in het eerste lid, indien het een wijziging van ondergeschikte aard betreft. Het wijzigingsbesluit, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld uiterlijk tien dagen voor de zitting, die plaatsvindt ten behoeve van de beoordeling van het bestreden besluit. 3. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op het besluit, bedoeld in het eerste lid. B Na artikel 25c wordt een artikel toegevoegd, luidende:
d.
-
Indien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van oordeel is dat het beroep tegen het tracébesluit gegrond is, kan zij een tussenuitspraak doen, waarbij zij Onze Minister in de gelegenheid stelt om de gebreken weg te nemen. 2. In haar tussenuitspraak stelt de Afdeling vast in welk opzicht het beroep gegrond is. Afdeling 8.2.6, met uitzondering van artikel 8:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. De Afdeling vermeldt een termijn binnen welke de gebreken moeten zijn weggenomen. De Afdeling kan door middel van een wijziging van de tussenuitspraak de termijn op verzoek van Onze Minister verlengen. 3. Indien Onze Minister aangeeft geen gebruik te willen maken van de gelegenheid om de gebreken weg te nemen dan wel de termijn die daarvoor geldt, laat verstrijken, wordt het onderzoek geacht te zijn gesloten op de dag van ontvangst van de mededeling van Onze Minister dan wel op de dag dat de bedoelde termijn is verstreken. 4. Onze Minister stelt de Afdeling schriftelijk in kennis van de wijze waarop de gebreken zijn weggenomen. 5. De Afdeling stelt de andere partijen in de gelegenheid binnen een door haar te stellen termijn schriftelijk te reageren op de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT