Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

Abbreviated LabelStatuut
Subject MatterStaats- en bestuursrecht | Staatsrecht
CourtBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Geldend van 17-11-2017 t/m heden

Wet van 28 October 1954, houdende aanvaarding van een statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

Preambule

Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten,

constaterende dat Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen in 1954 uit vrije wil hebben verklaard in het Koninkrijk der Nederlanden een nieuwe rechtsorde te aanvaarden, waarin zij de eigen belangen zelfstandig behartigen en op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen verzorgen en wederkerig bijstand verlenen, en hebben besloten in gemeen overleg het Statuut voor het Koninkrijk vast te stellen;

constaterende dat de statutaire band met Suriname is beëindigd met ingang van 25 november 1975 door wijziging van het Statuut bij rijkswet van 22 november 1975, Stb. 617, PbNA 233;

constaterende dat Aruba uit vrije wil heeft verklaard deze rechtsorde als land te aanvaarden met ingang van 1 januari 1986 voor een periode van tien jaar en met ingang van 1 januari 1996 voor onbepaalde tijd;

overwegende dat Curaçao en Sint Maarten elk uit vrije wil hebben verklaard deze rechtsorde als land te aanvaarden;

hebben besloten in gemeen overleg het Statuut voor het Koninkrijk als volgt nader vast te stellen.

§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1

Het Koninkrijk omvat de landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 1a

De Kroon van het Koninkrijk wordt erfelijk gedragen door Hare Majesteit Juliana, Prinses van Oranje-Nassau en bij opvolging door Hare wettige opvolgers.

Artikel 2
  • 1 De Koning voert de regering van het Koninkrijk en van elk der landen. Hij is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.

  • 2 De Koning wordt in Aruba, Curaçao en Sint Maarten vertegenwoordigd door de Gouverneur. De bevoegdheden, verplichtingen en verantwoordelijkheid van de Gouverneur als vertegenwoordiger van de regering van het Koninkrijk worden geregeld bij rijkswet of in de daarvoor in aanmerking komende gevallen bij algemene maatregel van rijksbestuur.

  • 3 De rijkswet regelt hetgeen verband houdt met de benoeming en het ontslag van de Gouverneur. De benoeming en het ontslag geschieden door de Koning als hoofd van het Koninkrijk.

Artikel 3
  • 1 Onverminderd hetgeen elders in het Statuut is bepaald, zijn aangelegenheden van het Koninkrijk:

    • a. de handhaving van de onafhankelijkheid en de verdediging van het Koninkrijk;

    • b. de buitenlandse betrekkingen;

    • c. het Nederlanderschap;

    • d. de regeling van de ridderorden, alsmede van de vlag en het wapen van het Koninkrijk;

    • e. de regeling van de nationaliteit van schepen en het stellen van eisen met betrekking tot de veiligheid en de navigatie van zeeschepen, die de vlag van het Koninkrijk voeren, met uitzondering van zeilschepen;

    • f. het toezicht op de algemene regelen betreffende de toelating en uitzetting van Nederlanders;

    • g. het stellen van algemene voorwaarden voor toelating en uitzetting van vreemdelingen;

    • h. de uitlevering.

  • 2 Andere onderwerpen kunnen in gemeen overleg tot aangelegenheden van het Koninkrijk worden verklaard.

    Artikel 55 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4
  • 1 De koninklijke macht wordt in aangelegenheden van het Koninkrijk uitgeoefend door de Koning als hoofd van het Koninkrijk.

  • 2 De wetgevende macht wordt in aangelegenheden van het Koninkrijk uitgeoefend door de wetgever van het Koninkrijk. Bij voorstellen van rijkswet vindt de behandeling plaats met inachtneming van de artikelen 15 t/m 21.

Artikel 5
  • 1 Het koningschap met de troonopvolging, de in het Statuut genoemde organen van het Koninkrijk, de uitoefening van de koninklijke en de wetgevende macht in aangelegenheden van het Koninkrijk worden voor zover het Statuut hierin niet voorziet geregeld in de Grondwet voor het Koninkrijk.

  • 3 Op een voorstel tot verandering in de Grondwet, houdende bepalingen betreffende aangelegenheden van het Koninkrijk, alsmede op het ontwerp van wet, dat er grond bestaat een zodanig voorstel in overweging te nemen, zijn de artikelen 15 t/m 20 van toepassing.

§ 2. De behartiging van de aangelegenheden van het Koninkrijk
Artikel 6
  • 1 De aangelegenheden van het Koninkrijk worden in samenwerking van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten behartigd overeenkomstig de navolgende bepalingen.

  • 2 Bij de behartiging van deze aangelegenheden worden waar mogelijk de landsorganen ingeschakeld.

Artikel 7

De raad van ministers van het Koninkrijk is samengesteld uit de door de Koning benoemde ministers en de door de regering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten benoemde Gevolmachtigde Minister.

Artikel 8
  • 1 De Gevolmachtigde Ministers handelen namens de regeringen van hun land, die hen benoemen en ontslaan.

    Zij moeten de staat van Nederlander bezitten.

  • 2 De regering van het betrokken land bepaalt wie de Gevolmachtigde Minister bij belet of ontstentenis vervangt.

    Hetgeen in dit Statuut is bepaald voor de Gevolmachtigde Minister, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot zijn plaatsvervanger.

Artikel 9
  • 1 De Gevolmachtigde Minister legt, alvorens zijn betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur een eed of belofte van trouw aan de Koning en het Statuut af. Het formulier voor de eed of belofte wordt vastgesteld bij algemene maatregel van rijksbestuur.

  • 2 In Nederland vertoevende, legt de Gevolmachtigde Minister de eed of belofte af in handen van de Koning.

Artikel 10
  • 1 De Gevolmachtigde Minister neemt deel aan het overleg in de vergaderingen van de raad van ministers en van de vaste colleges en bijzondere commissies uit de raad over aangelegenheden van het Koninkrijk, welke het betrokken land raken.

  • 2 De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn ieder gerechtigd - indien een bepaald onderwerp haar daartoe aanleiding geeft - naast de Gevolmachtigde Minister tevens een minister met raadgevende stem te doen deelnemen aan het in het vorig lid bedoelde overleg.

Artikel 11
  • 1 Voorstellen tot verandering in de Grondwet, houdende bepalingen betreffende aangelegenheden van het Koninkrijk, raken Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  • 2 Ten aanzien van de defensie wordt aangenomen, dat de defensie van het grondgebied van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, zomede overeenkomsten of afspraken betreffende een gebied, dat tot hun belangensfeer behoort, Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten raken.

  • 3 Ten aanzien van de buitenlandse betrekkingen wordt aangenomen, dat buitenlandse betrekkingen, wanneer belangen van Aruba, Curaçao of Sint Maarten in het bijzonder daarbij betrokken zijn, dan wel wanneer de voorziening daarin gewichtige gevolgen voor deze belangen kan hebben, Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten raken.

  • 4 De vaststelling van de bijdrage in de kosten, bedoeld in artikel 35, raakt Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten.

  • 5 Voorstellen tot naturalisatie worden geacht Aruba, Curaçao en Sint Maarten slechts te raken, indien het personen betreft, die woonachtig zijn in het betrokken land.

  • 6 De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen aangeven welke aangelegenheden van het Koninkrijk, behalve die, in het eerste tot en met het vierde lid genoemd, hun land raken.

Artikel 12
  • 1 Indien de Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, onder aanwijzing van de gronden, waarop hij ernstige benadeling van zijn land verwacht, heeft verklaard, dat zijn land niet ware te binden aan een voorgenomen voorziening, houdende algemeen bindende regelen, kan de voorziening niet in dier voege, dat zij in het betrokken land geldt, worden vastgesteld, tenzij de verbondenheid van het land in het Koninkrijk zich daartegen verzet.

  • 2 Indien de Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, ernstig bezwaar heeft tegen het aanvankelijk oordeel van de raad van ministers over de eis van gebondenheid, bedoeld in het eerste lid, dan wel over enige andere aangelegenheid, aan de behandeling waarvan hij heeft deelgenomen, wordt op zijn verzoek het overleg, zo nodig met inachtneming van een daartoe door de raad van ministers te bepalen termijn, voortgezet.

  • 3 Het hiervoren bedoeld overleg geschiedt tussen de minister-president, twee ministers, de Gevolmachtigde Minister en een door de betrokken regering aan te wijzen minister of bijzonder gemachtigde.

  • 4 Wensen meerdere Gevolmachtigde Ministers aan het voortgezette overleg deel te nemen, dan geschiedt dit overleg tussen deze Gevolmachtigde Ministers, een even groot aantal ministers en de minister-president. Het tweede lid van artikel 10 is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De raad van ministers oordeelt overeenkomstig de uitkomst van het voortgezette overleg. Wordt van de gelegenheid tot het plegen van voortgezet overleg niet binnen de bepaalde termijn gebruik gemaakt, dan bepaalt de raad van ministers zijn oordeel.

Artikel 12a

Bij rijkswet worden voorzieningen getroffen voor de behandeling van bij rijkswet aangewezen geschillen tussen het Koninkrijk en de landen.

Artikel 13
  • 1 Er is een Raad van State van het Koninkrijk.

  • 2 Indien de regering van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, de wens daartoe te kennen geeft, benoemt de Koning voor Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten, in de Raad van State een lid, wiens benoeming geschiedt in overeenstemming met de Regering van het betrokken land.

    Zijn ontslag geschiedt na overleg met deze regering.

  • 3 De staatsraden voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten nemen deel aan de werkzaamheden van de Raad van State ingeval de Raad of een afdeling van de Raad wordt gehoord over ontwerpen van rijkswetten en algemene maatregelen van rijksbestuur, die in Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten, zullen gelden, of over andere aangelegenheden, die...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT