Wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht

Wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige wijzigingen aan te brengen in de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering betreffende de berechting en sanctionering van jeugdigen en jongvolwassenen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: A Het opschrift van het Eerste Boek, Titel VIII A, komt te luiden:

Titel VIII A Bijzondere bepalingen voor jeugdigen en jongvolwassenen. B In artikel 77a wordt «de artikelen 9, eerste lid, 10 tot en met 22a, 24c, 37 tot en met 38i, 44 en 57 tot en met 62» vervangen door «de artikelen 9, 10, 12 tot en met 31, 35 tot en met 38u, 43a tot en met 44 en 57 tot en met 62» en wordt «de artikelen 77d tot en met 77gg» vervangen door: de artikelen 77d tot en met 77hh. C Artikel 77c wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. 2. In het eerste lid (nieuw) wordt «degene» vervangen door «de jongvolwassene», wordt «eenentwintig» vervangen door «drieëntwintig», wordt «de artikelen 77g tot en met 77gg» vervangen door «de artikelen 77g tot en met 77hh» en vervalt de laatste volzin. 3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. Artikel 77e blijft buiten toepassing. D Artikel 77f wordt als volgt gewijzigd. 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. In een strafbeschikking kan de officier van justitie tevens de aanwijzing geven dat: a. de jeugdige zich zal richten naar de aanwijzingen van een stichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg voor een daarbij te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden; b. indien de jeugdige ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaren reeds heeft bereikt, kan de officier van justitie in plaats daarvan de aanwijzing geven dat de jeugdige zich zal richten naar de aanwijzingen van een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14d, tweede lid. 2. In het tweede lid vervalt in de eerste volzin de zinsnede: «, te verrichten binnen een termijn van ten hoogste drie maanden» en worden na de eerste volzin twee volzinnen ingevoegd, luidende: Indien de taakstraf bestaat uit een werkstraf wordt deze verricht binnen een termijn van vier maanden. Indien de taakstraf bestaat uit een leerstraf wordt deze verricht binnen een termijn van zes maanden. 3. In het derde lid wordt «eerste lid, onder a» vervangen door «eerste lid» en wordt «eerste lid, onder b» vervangen door: tweede lid. E [vervallen] F In artikel 77l, vijfde lid, wordt de zinsnede: «wordt deze ten uitvoer gelegd als vervangende hechtenis, tenzij in het vonnis of de beslissing op grond van het derde lid is bepaald dat de veroordeelde ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie» vervangen door: kan deze worden ten uitvoer gelegd als vervangende hechtenis, indien het vonnis of de beslissing op grond van het derde lid dit bepaalt. G Artikel 77m wordt als volgt gewijzigd. 1. In het derde lid wordt «artikel 77o, tweede lid» vervangen door: artikel 77o, derde lid. 2. Het vijfde lid, komt te luiden: 5. De termijn waarbinnen een leerproject plaatsvindt bedraagt ten hoogste zes maanden indien niet meer dan honderd uren is opgelegd en overigens ten hoogste een jaar. Het openbaar ministerie kan bij toepassing van artikel 77o, derde lid, de duur verlengen. H Na artikel 77m, wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 77

ma.

  1. Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor: a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad; b. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 240b, 248a, 248b, 248c en 250. 2. Van het eerste lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf, jeugddetentie, de maatregel betreffende het gedrag of de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd. I Artikel 77p wordt als volgt gewijzigd. 1. In het eerste lid wordt «kan het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie bevelen» vervangen door: wordt vervangende jeugddetentie of hechtenis toegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard. 2. In het vierde lid wordt de zinsnede «wordt de vervangende jeugddetentie ten uitvoer gelegd als vervangende hechtenis, tenzij in het vonnis is bepaald dat de veroordeelde ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie» vervangen door: kan de vervangende jeugddetentie worden ten uitvoer gelegd als vervangende hechtenis, indien het vonnis dit bepaalt. J Artikel 77s wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Aan de verdachte bij wie ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen worden opgelegd, indien a. het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd, een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld dan wel behoort tot een der misdrijven omschreven in de artikelen 132, 285, eerste lid, 285b en 395 van het Wetboek van Strafrecht, 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, en 11, tweede lid, van de Opiumwet, en b. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist, en c. de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. 2. In het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT