Besluit van 23 december 2009 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen

Besluit van 23 december 2009 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor fondsen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 december 2009, nr. AV/PB/2009/27549; Gelet op artikel 144, eerste lid, van de Pensioenwet en artikel 139, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling; De Raad van State gehoord (advies van 17 december 2009, nr. 09.003477); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 december 2009, nr. AV/PB/2009/28815; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen wordt als volgt gewijzigd: AArtikel 4, vijfde lid, vervalt.BNa artikel 22 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

Paragraaf 8a. Parameters

CNa artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23

a. Parameters.

  1. Een fonds gaat voor de berekeningen, bedoeld in de artikelen 126, 128, 138, 140 en 143 van de Pensioenwet dan wel de artikelen 121, 123, 133, 135 en 138 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, uit van: a. minimale verwachtingswaarden voor de groeivoeten van het loon- en prijsindexcijfer van 3%, respectievelijk 2%; b. een maximaal verwacht rendement op vastrentende waarden na aftrek van beleggingskosten van 4,5%; c. maximale risicopremies voor aandelen, onroerend goed en grondstoffen, te onderscheiden in de volgende categorieën: 1°. voor aandelen ontwikkelde markten: een rekenkundig gemiddelde van 4,5% of een meetkundig gemiddelde van 3%; 2°. voor niet-beursgenoteerde aandelen: een rekenkundig gemiddelde van 5% of een meetkundig gemiddelde van 3,5%; 3°. voor aandelen opkomende markten: een rekenkundig gemiddelde van 5,5% of een meetkundig gemiddelde van 4%; en 4°. voor onroerend goed en voor grondstoffen: een rekenkundig gemiddelde van 3,5% of een meetkundig gemiddelde van 2%; en d. de toekomstige rentetermijnstructuur voor de disconteringsvoet in de continuïteitsanalyse. De toekomstige rentetermijnstructuur kan worden afgeleid uit de rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 2, tweede lid, waarbij het fonds vanaf jaar t + 5 van die toekomstige rentetermijnstructuur gemotiveerd en na toestemming van De Nederlandsche Bank kan afwijken. 2. Een fonds kan na instemming van De Nederlandsche Bank afwijken van hetgeen is bepaald in het eerste lid indien de actuele marktomstandigheden of de specifieke karakteristieken van het fonds dat noodzakelijk maken. DDe artikelen 35, 36 en 36a vervallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2009, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT