Besluit van 26 september 2014 tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de invoering van een nieuw verdeel model

Besluit van 26 september 2014 tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met de invoering van een nieuw verdeel model

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli 2014, nr. 00095313; Gelet op artikel 69, derde lid, van de Wet werk en bijstand; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 juli 2014, nr. W12.14.0268/III); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 september 2014, nr. 2014-0000132119; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit WWB 2007 wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1» geplaatst. 2. In het eerste lid, onderdeel a, (nieuw) wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet. 3. In het eerste lid (nieuw) vervallen de onderdelen e en h, onder verlettering van de onderdelen f en g tot de onderedelen e en f, en de onderdelen i tot en met n tot de onderdelen g tot en met l. 4. In het eerste lid, onderdeel f (nieuw) wordt «WWB» vervangen door «PW» en wordt «in verband met de door het college toegekende algemene bijstand» vervangen door: in verband met de door het college toegekende algemene bijstand, met uitzondering van de algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers, en verstrekte loonkostensubsidies. 5. Het eerste lid, onderdeel j (nieuw) komt te luiden: j. toetsingscommissie:

de toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet, bedoeld in artikel 73 van de wet. 6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel f, wordt in het jaar 2015 onder gemeentelijke lasten op grond van de PW verstaan: de lasten in het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, in verband met de door het college toegekende algemene bijstand op grond van de wet, vermenigvuldigd met het aantal inwoners van 15 tot en met 64 jaar in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke inwoners in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld. B Paragraaf 2 komt te luiden:

§ 2. Uitkering

Artikel 2 Berekening bedrag uitkering en inwonertal gemeenten
  1. De uitkering voor een gemeente met 15.000 inwoners of minder wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

U = (G / TGklein) × (TB + TBMAU) × Bklein

waarbij: a. U de uitkering voor de gemeente is; b. G de budgetgrondslag is van de gemeente; c. TGklein het totaal van de budgetgrondslagen is voor alle gemeenten met 15.000 of minder inwoners; d. TB het totale bedrag is dat beschikbaar is voor algemene bijstand en uitkeringen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waaronder begrepen het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld voor algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers op grond van het Bbz 2004, en voor kosten van loonkostensubsidies als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de wet; e. TBMAU het totale bedrag is dat in een jaar nodig is voor de meerjarige aanvullende uitkeringen, bedoeld in artikel 10c; f. Bklein het budgetaandeel is van alle gemeenten met 15.000 of minder inwoners, bedoeld in het vierde lid. 2. De uitkering voor gemeenten met meer dan 15.000 inwoners wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

U = (G / TG15dzd) × (TB + TBMAU) × B15dzd

waarbij: a. U de uitkering voor de gemeente is; b. G de budgetgrondslag is van de gemeente; c. TG15dzd het totaal van de budgetgrondslagen is voor alle gemeenten met meer dan 15.000 inwoners; d. TB het totale bedrag is dat beschikbaar is voor algemene bijstand en uitkeringen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waaronder begrepen het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld voor algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers op grond van het Bbz 2004, en voor kosten van loonkostensubsidies als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de wet; e. TBMAU het totale bedrag is dat in een jaar nodig is voor de meerjarige aanvullende uitkeringen, bedoeld in artikel 10c; f. B15dzd het budgetaandeel is van alle gemeenten met meer dan 15.000 inwoners, bedoeld in het vijfde lid. 3. De budgetgrondslag wordt verschillend berekend voor gemeenten met: a. 15.000 of minder inwoners; b. meer dan 15.000 en minder dan 40.000 inwoners; c. 40.000 of meer inwoners. 4. Voor gemeenten met 15.000 inwoners of minder wordt het budgetaandeel, bedoeld in het eerste lid, bepaald aan de hand van de volgende formule:

Bklein = TLklein/TL

Waarbij: a. Bklein het budgetaandeel van alle gemeenten met 15.000 inwoners of minder is; b. TLklein het totaal van de gemeentelijke lasten op grond van de PW, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 is voor alle gemeenten met 15.000 inwoners of minder; c. TL het totaal van de gemeentelijke lasten op grond van de PW, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 is voor alle gemeenten samen. 5. Voor gemeenten met meer dan 15.000 inwoners wordt het budgetaandeel, bedoeld in het tweede lid, bepaald aan de hand van de volgende formule:

B15dzd = 1 – Bklein

Waarbij: a. B15dzd het budgetaandeel van alle gemeenten met meer dan 15.000 inwoners is; b. Bklein het budgetaandeel van alle gemeenten met 15.000 inwoners of minder is. 6. Voor de vaststelling van het aantal inwoners geldt als peildatum 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld. 7. Het aantal inwoners wordt ontleend aan de statistiek «Demografische kerncijfers per gemeente» van het Centraal Bureau voor de Statistiek. 8. Het totale bedrag dat in een kalenderjaar nodig is voor aanvullende uitkeringen wordt in mindering gebracht op de uitkering aan gemeenten met meer dan 25.000 inwoners waarvan de budgetgrondslag wordt berekend op grond van artikel 4 of artikel 5. Het bedrag dat in mindering wordt gebracht, wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

B =TBMAU * [ (m *U) / som(m *U) ]

Waarbij: a. B het bedrag is dat van de uitkering aan een gemeente met meer dan 25.000 inwoners wordt afgetrokken; b. TBMAU het bedrag is dat in een jaar aan meerjarige aanvullende uitkeringen wordt uitgekeerd; c. m is: 1° 1, indien de budgetgrondslag wordt berekend op grond van artikel 5; of 2° het aantal inwoners in de gemeente, verminderd met 25.000 en vervolgens gedeeld door 15.000, indien de budgetgrondslag wordt berekend op grond van artikel 4; d. U de uitkering voor de gemeente is; e. Som(m *U) de optelsom is van (m *U) van alle gemeenten met meer dan 25.000 inwoners.

Artikel 3 Berekening budgetgrondslag kleine gemeenten

Voor een gemeente met 15.000 inwoners of minder is de budgetgrondslag gelijk aan de som van de gemeentelijke lasten op grond van de PW, de gemeentelijke lasten op grond van de IOAW, de gemeentelijke lasten op grond van de IOAZ en de gemeentelijke lasten op grond van het Bbz 2004.

Artikel 4 Berekening budgetgrondslag middelgrote gemeenten
  1. Voor een gemeente met meer dan 15.000 en minder dan 40.000 inwoners wordt de budgetgrondslag bepaald aan de hand van de volgende formule:

G = m × O + (1-m) × (BL)

waarbij: a. G de budgetgrondslag van de gemeente is; b. m het aantal inwoners in de gemeente is, verminderd met 15.000 en vervolgens gedeeld door 25.000; c. O de objectief vastgestelde kosten voor algemene bijstand en uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de wet zijn, waaronder de objectief vastgestelde kosten voor algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers op grond van het Bbz 2004 en de kosten van de loonkostensubsidies, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de wet; d. BL het budget voor een gemeente is wanneer de budgetverdeling volledig wordt gebaseerd op historische lasten. 2. Het budget, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:

BL = L/TL15dzd × (TB + TBMAU) × B15dzd

Waarbij: a. BL het budget voor een gemeente is wanneer de budgetverdeling volledig wordt gebaseerd op historische lasten; b. L staat voor de gemeentelijke lasten op grond van de PW, de gemeentelijke lasten op grond van de IOAW, de gemeentelijke lasten op grond van de IOAZ en de gemeentelijke lasten op grond van het Bbz 2004; c. TL15dzd het totaal van de gemeentelijke lasten op grond van de PW, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 is voor alle gemeenten met meer dan 15.000 inwoners samen; d. TB het totale bedrag is dat beschikbaar is voor algemene bijstand en uitkeringen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waaronder begrepen het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld voor algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers op grond van het Bbz 2004, en voor kosten van loonkostensubsidies als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de wet; e. TBMAU het totale bedrag is dat in een jaar nodig is voor de meerjarige aanvullende uitkeringen, bedoeld in artikel 10c; f. B15dzd het budgetaandeel van alle gemeenten met meer dan 15.000 inwoners is.

Artikel 5 Berekening budgetgrondslag grote gemeenten

Voor een gemeente met 40.000 inwoners of meer is de budgetgrondslag gelijk aan de voor die gemeente objectief bepaalde kosten voor algemene bijstand en uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT