Uitspraak Nº 02-078423-19. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-09-10

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:4002
Date10 Septiembre 2019
Docket Number02-078423-19
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/078423-19

vonnis van de meervoudige kamer van 10 september 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,

wonende [adres] ,

raadsvrouw mr. A. Greve-Kortrijk, advocaat te Breda.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 augustus 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:

1.
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] en/of [naam 2] opzettelijk van het leven te beroven, althans om aan [naam 1] en/of [naam 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal op, althans in de richting van die [naam 1] en/of die [naam 2] te schieten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2019 te Breda [naam 1] en/of [naam 2] en/of een of meer (tot nu toe) onbekend gebleven persoon/personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen op, althans in de richting, althans in de nabijheid van die [naam 1] en/of die [naam 2] en/of die (tot nu toe) onbekend gebleven persoon/personen te schieten.

2.
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2019 tot en met 2 april 2019 te Breda een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk Zastava, kaliber 7.65 mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III, te weten 2 kogelpatronen (Selier & Bellot) voorhanden heeft gehad.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte gericht heeft geschoten in de richting van [naam 1] en [naam 2] .

De onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 2) acht de officier van justitie daarentegen wel wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van aangevers, verdachte zelf, het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] .

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat uit het dossier niet valt af te leiden dat er gericht dan wel in de richting van [naam 1] en [naam 2] is geschoten. Het feit dat er geen kogelinslag is gevonden ondanks dat het een woonwijk betreft met meerdere woningblokken waarbij de kans op een inslag behoorlijk groot is, bevestigt – naar de mening van de verdediging – de verklaring van verdachte dat hij slechts eenmaal in de lucht heeft geschoten. Gelet hierop is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de poging tot doodslag dan wel zware mishandeling (primair).

Naar de mening van de verdediging kan wel worden vastgesteld dat er sprake is geweest van de bedreiging, zoals subsidiair onder feit 1 ten laste is gelegd.

Ten aanzien van het tweede feit refereert de verdediging aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair onder feit 1 ten laste gelegde. Vast is komen te staan dat verdachte heeft geschoten met een pistool in de nabijheid van [naam 1] en [naam 2] . Het dossier bevat echter onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat verdachte gericht heeft geschoten in de richting van [naam 1] en [naam 2] . Verdachte heeft van begin af aan ontkend gericht in de richting van [naam 1] en [naam 2] geschoten te hebben en heeft verklaard één schot in de lucht te hebben gelost teneinde, met name, [naam 1] af te doen schrikken. Aangever [naam 1] , die op het moment dat het schot werd gelost, het dichtst bij verdachte stond, heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een voorwerp in zijn hand had. Hij kon echter niet zien wat het voorwerp was doordat het donker was, maar zag enkel dat verdachte druk heen en weer bewoog met het voorwerp alvorens hij een knal hoorde. Getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte één van zijn handen in hun richting hield, waarna zij een schot hoorde. Zij heeft echter ook verklaard het vuurwapen zelf niet gezien te hebben. Van de vele andere getuigen heeft niemand het schot daadwerkelijk gelost zien worden, doch enkel gehoord. Tot slot is er geen kogelinslag aangetroffen op basis waarvan kan worden vastgesteld waar de kogel die verdachte heeft afgevuurd terecht is gekomen, op welke plaats [naam 1] , [naam 2] en verdachte zich ten tijde van het afvuren precies bevonden en welke baan de kogel heeft afgelegd.

De enkele verklaring van [naam 2] is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT