Uitspraak Nº 02-085496-18. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-01-30

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:337
Date30 Enero 2019
Docket Number02-085496-18
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/085496-18

vonnis van de kantonrechter d.d. 30 januari 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]

wonende te [adres] Haarlem,

raadsman mr. K. Kasem, advocaat te Amsterdam.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is, nadat deze was aangebracht op de zitting van 11 september 2018 en de behandeling ter zitting was aangehouden, inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 januari 2019. Verdachte is verschenen. De officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat

1

hij op of omstreeks 2 juni 2016 te Eindhoven en/of te Tilburg, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig te weten een personenauto (merk/type Audi RS6) voorzien van het kenteken [kenteken] , daarmee rijdende op de weg(en), te weten de Rijksweg A67 en/of de Rijksweg A2 en/of de Rijksweg A58 (telkens in de richting van Tilburg), (bij voortduring) met (te) hoge snelheid (te weten met (een) snelheid/snelheden van respectievelijk ongeveer 289 kilometer per uur en/of 248 kilometer per uur en/of 293 kilometer per uur) heeft gereden, terwijl op de naast hem gelegen rijstro(o)k(en)/uitvoegstrook(en)/afrit(ten) van die voornoemde Rijksweg(en) zich (veel langzamer) rijdende voertuigen bevonden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

(art. 5 Wegenverkeerswet 1994)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 2 juni 2016 te Eindhoven en/of te Tilburg, althans in Nederland, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto merk/type Audi RS6) voorzien van het kenteken [kenteken] op de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), te weten de Rijksweg A67 en/of de Rijksweg A2 en/of de Rijksweg A58 (telkens in de richting van Tilburg), bij voortduring geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod

of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 130 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid/snelheden van ongeveer 289 kilometer per uur en/of 248 kilometer per uur en/of 293 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met (telkens) meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden;

(art. 62 jo bord A1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990)

2

hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2016 tot en met 6 juni 2016 te Tilburg, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto merk/type Audi RS6 kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg(en), te weten de Spoorlaan en/of de Bosscheweg en/of de Centaurusweg en/of de Jules Verneweg en/of de Ringbaan Oost en/of de Ringbaan West, allen gelegen binnen de bebouwde kom, met onverminderde, althans met (te) hoge snelheid heeft gereden, namelijk:

-176 kilometer per uur (op 27 maart 2016 op de Spoorlaan, zie pagina 307 t/m 312) en/of

-153 kilometer per uur (op 2 april 2016 op de Bosscheweg, zie pagina 301 t/m 306) en/of

-149 kilometer per uur (op 14 mei 2016 op de Centaurusweg, zie pagina 272 t/m 283) en/of

-163 kilometer per uur (op 16 mei 2016 op de Jules Verneweg, zie pagina 294 t/m 300) en/of

-165 kilometer per uur (op 2 juni 2016 op de Ringbaan Oost, zie pagina 313 t/m 319) en/of

-181 kilometer per uur (op 6 juni 2016 op de Ringbaan West, zie pagina 284 t/m 293),

door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

(art. 5 Wegenverkeerswet 1994)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2016 tot en met 6 juni 2016 te Tilburg, althans in Nederland, binnen de bebouwde kom, (te weten de Spoorlaan en/of de Bosscheweg en/of de Centaurusweg en/of de Jules Verneweg en/of de Ringbaan Oost en/of de Ringbaan West), als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto merk/type Audi RS6 kenteken [kenteken] ) telkens heeft gereden met een snelheid van ongeveer:

-176 kilometer per uur (op 27 maart 2016 op de Spoorlaan, zie pagina 307 t/m 312) en/of

-153 kilometer per uur (op 2 april 2016 op de Bosscheweg, zie pagina 301 t/m 306) en/of

-149 kilometer per uur (op 14 mei 2016 op de Centaurusweg, zie pagina 272 t/m 283) en/of

-163 kilometer per uur (op 16 mei 2016 op de Jules Verneweg, zie pagina 294 t/m 300) en/of

-165 kilometer per uur (op 2 juni 2016 op de Ringbaan Oost, zie pagina 313 t/m 319) en/of

-181 kilometer per uur (op 6 juni 2016 op de Ringbaan West, zie pagina 284 t/m 293),

in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur heeft overschreden.

(art. 20 ahf/ond a Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990)

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De kantonrechter is bevoegd.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Volgens de raadsman heeft het openbaar ministerie het verbod van willekeur geschonden door verdachte strafrechtelijk te vervolgen aan de hand van een YouTube-filmpje waarop een vermeende snelheidsovertreding is te zien. De raadsman is van mening dat op het internet legio filmpjes circuleren waarin (forse) snelheidsovertredingen worden gemaakt en waarop niet - op zodanige wijze - gerechercheerd wordt door politie en justitie, laat staan dat het openbaar ministerie overgaat tot vervolging van degene die op de filmpjes te zien is. Voorts is verdachte niet de enige persoon die in het betreffende filmpje te zien is. De raadsman is van mening dat de enige reden tot vervolging de (naams)bekendheid van verdachte is.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat hij eerder te maken heeft gehad met verdachte bij een incident waarbij de verbalisant gefilmd is. Dit bewoog verbalisant [verbalisant] ertoe onderzoek te doen naar het YouTube-kanaal van verdachte. Op dit kanaal werd een filmpje gedeeld waarop een excessieve snelheidsovertreding werd geconstateerd, die naar het oordeel van de verbalisant werd gepleegd door verdachte. Dit is voldoende aanleiding geweest om vervolging in te stellen tegen verdachte.

De kantonrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 167 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) aan het openbaar ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Het openbaar ministerie heeft een ruime discretionaire bevoegdheid om te beslissen of een verdachte moet worden vervolgd. Deze vervolgingsbeslissing leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, in dit geval dus het verbod op willekeur.

Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen, dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur, dat in de strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging1. Ten aanzien van het verbod op willekeur geldt voorts dat het ten onrechte niet vervolgen van derden van wie de gedragingen evenzeer als die van de verdachte het voorwerp van strafvervolging dienen te zijn, niet zonder meer leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging tegen de verdachte.

Uit het dossier en de nadere toelichting van de officier van justitie ter zitting kan worden afgeleid dat de vervolging is ingesteld naar aanleiding van de constatering door een verbalisant van een excessieve overtreding, te weten een (aantal) buitensporige overschrijding(en) van de maximum snelheid. Dat op het internet meerdere constateringen zijn te vinden van (excessieve) overtredingen en dat niet tegen (al) die overtredingen wordt opgetreden, maakt nog niet dat met het instellen van vervolging van onderhavige overtreding sprake is van willekeur. In dat verband overweegt de kantonrechter dat onder de omstandigheden dat er meerdere malen kort achter elkaar dermate hard wordt gereden, dat wordt gefilmd en dat vervolgens wordt geplaatst op YouTube maakt dat er meer dan voldoende reden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT