Uitspraak Nº 02-088898-20. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-07-28

ECLIECLI:NL:RBZWB:2020:3473
Docket Number02-088898-20
Date28 Julio 2020
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/088898-20

vonnis van de meervoudige kamer van 28 juli 2020

in de strafzaak tegen

[Verdachte]

geboren op [Geboortedag verdachte] 2000 te [geboorteplaats verdachte]

wonende te [Adres verdachte]

raadsvrouw mr. C.R. Pirone, advocaat te Rijen

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer, dat verdachte in Tilburg op

1 april 2020 samen met een ander een straatroof heeft gepleegd.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit samen met een ander heeft begaan. Hij baseert zich daarbij op de aangifte en de verklaringen van de drie getuigen die hebben gezien wat er op de plaats delict is gebeurd.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw volgt de verklaring van verdachte ter zitting, dat hij met aangever [Naam 1] (hierna: aangever of [Naam 1] ) had afgesproken om drugs van hem te kopen en dat er geen sprake was van een beroving met geweld en bedreiging met geweld, zoals aangever beweert. Het letsel bij aangever zou ontstaan zijn door de botsing die in paniek tussen aangever en verdachte ontstond toen de politie arriveerde. Ook was er volgens de raadsvrouw geen sprake van een derde persoon, zoals de aangever en de getuigen beweren. Voor zover zij wel gevolgd worden in hun verklaringen over een derde persoon, kan niet bewezen worden dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de derde persoon.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft ontkend dat hij [Naam 1] heeft geslagen, bedreigd en/of beroofd van geld en van sleutels. Daarnaast heeft hij ontkend dat er naast hemzelf nog een ander persoon aanwezig was toen hij die avond van 1 april 2020 met [Naam 1] samen was.

Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank, anders dan verdachte en zijn raadsvrouw stellen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander, te weten [Naam 2] , [Naam 1] heeft beroofd van geld (175 euro) en sleutels en dat [Naam 2] en hij daarbij geweld hebben gebruikt en bedreigingen hebben geuit richting [Naam 1] .

De rechtbank stelt vast dat de getuigen [Naam 3] , [Naam 4] en [Naam 5] eensluidend verklaren, dat zij op 1 april 2020 aan de Kapelmeesterlaan te Tilburg een drietal personen zagen, waarbij een persoon door de twee andere personen werd vastgehouden en meegesleept/meegesleurd naar de bosjes. [Naam 3] en [Naam 4] hebben daarnaast gezien dat een van de personen werd geslagen door in elk geval een van de andere personen. Het betreft drie getuigen die de verdachten en aangever niet kenden en die onafhankelijk van elkaar een verklaring van wat zij zagen, hebben afgelegd. [Naam 3] en [Naam 4] stonden op het balkon van de flat en [Naam 5] liep met de hond. Op geen enkele wijze is gebleken dat zij een motief zouden kunnen hebben om hierover - in gezamenlijkheid - een valse verklaring af te leggen. Hun verklaringen acht de rechtbank dan ook geloofwaardig. De verklaringen van deze getuigen ondersteunen de aangifte van [Naam 1] op essentiële punten, namelijk dat hij door twee personen is vastgepakt, door hen is geslagen en door hen is meegesleept naar de bosjes, hetgeen die aangifte geloofwaardig maakt.

De aangifte van [Naam 1] acht de rechtbank ook geloofwaardig vanwege de door de politie bij hem waargenomen emoties en letsel (bloedneus) die passen bij een beroving waarover hij heeft verklaard.

Daartegenover staan de verklaringen die verdachte over het gebeuren heeft afgelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte hierover wisselend bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting heeft verklaard en dat zijn verklaringen over het gebeuren in tegenspraak zijn met wat de genoemde onafhankelijke getuigen hebben waargenomen.

In eerste instantie heeft hij bij de politie verklaard, dat hij een van de bij hem aangetroffen telefoontoestellen onderweg naar de Kapelmeesterlaan in de Mahlerstraat had gevonden op een scootmobiel en dat hij [Naam 1] bij de Kapelmeesterlaan tegenkwam en dat hij hem alleen maar heeft gesproken zonder dat daar verder iemand bij was en dat hij [Naam 1] niet de bosjes heeft ingetrokken. Wel laat hij zich in de loop van hetzelfde verhoor bij de politie ontvallen dat er mogelijk toch sprake was van een derde persoon. Ook zou hij bij zijn fouillering, waarbij onder andere een geldbedrag van 175 euro en sleutels bij hem werden aangetroffen, hebben gezegd, dat dat geldbedrag en de sleutels van [Naam 1] waren en dat hij dat geldbedrag en die sleutels even daarvoor had opgeraapt en had willen teruggeven aan [Naam 1] . Dat verdachte bij zijn verhoor bij de politie heeft verklaard, dat dat geldbedrag van hem was en dat hij dat gewonnen had met een weddenschap met zijn moskeeleraar en deels van zijn moeder en van zijn broer had gekregen, hetgeen hij ook nog ter zitting heeft volgehouden, overtuigt de rechtbank geenszins. De rechtbank stelt vast, dat het geldbedrag precies het bedrag is dat aangever in zijn aangifte noemt en dat het bestaat uit dezelfde coupures als door aangever toen is verklaard. Dat aangever dit bedrag en ook de verschillende coupures had gezien bij verdachte toen hij bezig was om drugs aan verdachte te verkopen, zoals verdachte op zitting heeft verklaard, acht de rechtbank zeer onaannemelijk.

Bij de rechter-commissaris heeft verdachte over de onder hem aangetroffen sleutels anders verklaard dan bij de politie, namelijk dat hij die in paniek van een muurtje had gepakt, omdat [Naam 1] die daar even daarvoor had weggelegd.

Ter zitting is verdachte uiteindelijk met een geheel andere verklaring over het gebeuren gekomen. Hij zou in de avond van 1 april 2020 hasj van [Naam 1] , die in drugs dealde, willen kopen en had daarom dat geldbedrag bij zich. Omdat [Naam 1] met de drugs had staan zwaaien en verdachte dat niet zichtbaar wilde, had hij [Naam 1] min of meer bij de arm gepakt en meegetrokken de bosjes in. Verdachte bleef tijdens de terechtzitting bij zijn verklaring, dat er naast hemzelf en [Naam 1] niemand betrokken was bij hetgeen daar op de Kapelmeesterlaan gebeurde. Hoe het dan kan dat drie onafhankelijke getuigen wel degelijk twee daders hebben waargenomen, kon verdachte niet verklaren.

Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank de ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig en zal zij die verklaring terzijde schuiven.

Uit de aangifte, de bevindingen van de politie op de plaats delict en haar bevindingen met betrekking tot het telefoonverkeer tussen de bij de verdachte aangetroffen telefoons en die van [Naam 2] vlak na de beroving, leidt de rechtbank af dat de derde persoon die bij de beroving van [Naam 1] betrokken was, [Naam 2] was.

Dat sprake was van “nauwe en bewuste samenwerking” (en dus van medeplegen) tussen verdachte en [Naam 2] bij de beroving van [Naam 1] , leidt de rechtbank af uit de aangifte en de verklaringen van de getuigen. Daaruit blijkt genoegzaam dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [Naam 2] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde “tezamen en in vereniging” plegen bewezen.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 1 april 2020 te Tilburg op de openbare weg, zijnde de Kapelmeesterlaan aldaar tezamen en in vereniging met een ander, geld ter waarde van 175 euro en een aantal sleutels, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, te weten aan: [Naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [Naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door die [Naam 1] in te sluiten en vast te pakken en in een greep mee te slepen naar een andere plaats en door die [Naam 1] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en hem daarbij de dreigende woorden toe te voegen: "Beter werk je mee, anders steek ik jou" en "Wil je serieuze klappen, deze man, ik ga hem steken" althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT