Uitspraak Nº 02/316759-21. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-10-28

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:6352
Docket Number02/316759-21
Date28 Octubre 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/316759-21

vonnis van de meervoudige kamer van 28 oktober 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats]

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught

raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. A.I.M.M. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter zitting is gesloten op 28 oktober 2022.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde uitvoer van ongeveer 54 kilogram cocaïne dan wel aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 54 kilogram cocaïne.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Zij baseert zich hierbij op de OVC gesprekken en de stemherkenning van verdachte die hieruit volgt. In meerdere gesprekken spreekt hij over drugs en hij komt hierin naar voren als regelaar van het transport. Ook is op camerabeelden uit de loods te zien dat verdachte kartonnen dozen op een lege pallet plaatst, waarbij door hem handschoenen worden gedragen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De stem- en visuele herkenning zijn niet bruikbaar voor het bewijs. Ten aanzien van het gesprek op 28 augustus 2020 worden eerst door de verbalisanten drie personen gehoord, maar in een later proces-verbaal wordt dit hersteld naar twee personen en wordt hetgeen de derde persoon zou hebben gezegd tussen deze twee personen verdeeld. Dit omdat er op de beelden maar twee personen te zien waren. Het heeft er naar de mening van de verdediging de schijn van dat voor de stemherkenning niet bepalend is geweest wat is gehoord of herkend, maar of het zich verhoudt tot de beelden. Daarbij komt dat de stemherkenning heeft plaatsgevonden op basis van hetgeen verbalisant [verbalisant] bij een verhoor op 12 februari 2021 heeft gehoord, maar verdachte heeft zich tijdens dit verhoor enkel op zijn zwijgrecht beroepen en zat ook nog eens achter glas. De herkenning is gebaseerd op enkele woorden die verdachte toen heeft gesproken en uit niets blijkt waaraan verbalisant [verbalisant] de stem van verdachte herkent. Daarbij komt dat uit de uitgeluisterde gesprekken niets naar voren komt dat aan verdachte kan worden gekoppeld. Ieder steunbewijs voor de stemherkenning ontbreekt. Ook de visuele herkenning kan niet voor het bewijs worden gebruikt, nu er enerzijds een ambtshalve herkenning door iemand van het OT zonder enige vorm van duiding/inbedding en anderzijds een “herkenning” gebaseerd op een verder onbekende politiefoto van een man die op beeld verschijnt heeft plaatsgevonden.

Mocht de rechtbank de stem- en visuele herkenning wel voor het bewijs bezigen dan is de verdediging alsnog van mening dat zij niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat hetgeen te zien is op de beelden en hoorbaar is op de OVC onvoldoende is om medeplegen te kunnen bewijzen. Er kan op basis hiervan niet worden vastgesteld waaruit de rol van verdachte zou hebben bestaan, noch hoe groot die eventuele rol zou zijn geweest.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

De bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2

De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs

De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast.

Op 20 augustus 2020 is door de politie heimelijk de loods aan de [adres 1] te Breda betreden en is door hen in deze loods video- en audioapparatuur geplaatst. Dit is gedaan, nadat er verdenkingen waren gerezen dat er in deze loods een synthetisch drugslaboratorium gevestigd of in opbouw was. De beelden en geluidsopnames zijn door de politie bekeken en uitgeluisterd. Hieruit volgt dat op 28 augustus 2020 een gesprek plaats heeft gevonden tussen de heer [naam 1] en een andere persoon, waarvan de politie stelt dat dit verdachte is. In dit gesprek is, onder andere, gesproken over verdovende middelen, prijzen en de wijze van verpakking van verdovende middelen. Op 2 september 2020 is door de politie op de camerabeelden gezien dat [naam 1] , verdachte en een onbekende persoon, die later is geïdentificeerd als de heer [naam 2] , de loods binnen zijn gegaan, waarna een witte Scania achteruit de loods in reed. Ook kwam er een vierde persoon aangereden. Op de beelden is te zien dat er doosjes de loods worden ingedragen en dat er pakketjes worden overgeheveld in andere dozen. De dozen zijn vervolgens op een pompkar gezet die uiteindelijk richting de vrachtwagen is gereden. Op de geluidsopnamen uit de loods zijn dan wederom gesprekken te horen die gaan over verdovende middelen en het vervoer daarvan naar het buitenland.

Voornoemde heeft er uiteindelijk toe geleid dat op 2 september 2020 de witte Scania door de politie aan de kant is gezet toen deze in de richting van de A16 reed. In deze vrachtwagen zijn vierenvijftig pakketten aangetroffen met daarin in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT