Uitspraak Nº 02/318867-21 en 10/230500-17 (tul). Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-03-31
ECLI | ECLI:NL:RBZWB:2022:1598 |
Date | 31 Marzo 2022 |
Docket Number | 02/318867-21 en 10/230500-17 (tul) |
Court | Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland) |
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/318867-21 en 10/230500-17 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 31 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught
raadsman: mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. L. van den Oever, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing of aan een diefstal met geweld.
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde afpersing bewezen. Verdachte heeft samen met een ander het slachtoffer [slachtoffer] gedwongen tot afgifte van zijn auto door hem te bedreigen met een vuurwapen en hem klappen te geven en te duwen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat de primair ten laste gelegde afpersing en de subsidiair ten laste gelegde geweldshandelingen niet kunnen worden bewezen. Verdachte bekent de auto van het slachtoffer [slachtoffer] wederrechtelijk te hebben toegeëigend, maar ontkent uitdrukkelijk dat hierbij geweld is gebruikt of dat er is gedreigd met geweld. Uit de inhoud van de OVC-gesprekken kan misschien wel worden afgeleid dat verdachte boos was en dat er een vuurwapen aanwezig was, maar uit niets blijkt dat er daadwerkelijk een vuurwapen is gebruikt om [slachtoffer] te bedreigen of dat er andere geweldshandelingen tegen hem zijn uitgeoefend. Ten aanzien van het medeplegen heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte en een tot op heden onbekend gebleven derde (hierna: [naam 1] ) de Opel Zafira van het slachtoffer [slachtoffer] hebben weggenomen. Dit gebeurde op 17 mei 2021 op de Hooidrift in Rotterdam. De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld, is of bij het wegnemen van deze auto geweld is gebruikt of dat er is gedreigd met geweld. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Uit de inhoud van de OVC-gesprekken die zijn gevoerd op 15 mei 2021 leidt de rechtbank af dat verdachte en [naam 1] al op deze datum naarstig op zoek waren naar [slachtoffer] . Verdachte zegt in deze gesprekken dat hij [slachtoffer] – die door verdachte de Afrikaan wordt genoemd – in elkaar gaat timmeren en kapot gaat maken. [naam 1] toont zich eveneens bereid om geweld te gebruiken; ook hij zegt ‘hem’ te gaan timmeren. Verdachte heeft hierover op zitting verklaard dat hij woedend was op [slachtoffer] .
De gemoedstoestand van verdachte lijkt op 17 mei 2021 onveranderd, getuige de OVC-gesprekken van die dag. Zo zegt verdachte omstreeks 16:32 uur dat hij het hoofd van de Afrikaan in elkaar gaat slaan. De zoektocht naar [slachtoffer] wordt voortgezet. Verdachte spreekt opnieuw af met [naam 1] en vraagt hem ‘dat ding’ mee te nemen. Omstreeks 17:20 uur stapt [naam 1] bij verdachte in de auto, waarop verdachte hem vraagt of hij ‘dat ding’ bij zich heeft (sessienummer [nummer] ). Gezien het verdere verloop van dit gesprek, waarin wordt gesproken over ‘de strap’ die op safe staat zodat die...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT