Uitspraak Nº 02-800204-18, 02-800022-18 (vord. tul), 02-800569-16 (vord. tul). Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-08-22

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:3782
Date22 Agosto 2019
Docket Number02-800204-18, 02-800022-18 (vord. tul), 02-800569-16 (vord. tul)
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/800204-18 + 02/800022-18 (vord. tul) + 02/800569-16 (vord. tul)

vonnis van de meervoudige kamer van 22 augustus 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]

wonende te [adres]

raadsman mr. P. Van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 augustus 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2 De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:

1.

hij op of omstreeks 19 maart 2018 te Tilburg een tas (met daarin handschoenen en/of een vest en/of een telefoon en/of een fles Wodka), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] voornoemd,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 1] voornoemd meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) in het gezicht en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of vervolgens/daarbij die [naam 1] voornoemd de woorden toe te voegen "Ik sla je kapot" en/of "Ik sla je helemaal total loss" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

art. 310 WvSr.

art. 312/1 WvSr.

en/of

hij op of omstreeks 19 maart 2018 te Tilburg [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1] voornoemd meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) in het gezicht en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;

art. 300/1 WvSr.

2.

hij op of omstreeks 19 maart 2018 te Tilburg [naam 2] (ambtenaar werkzaam voor politie Zeeland Midden West Brabant) heeft mishandeld door die [naam 2] voornoemd meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het (boven-)lichaam te slaan en/of stompen en/of vervolgens daarbij die [naam 2] voornoemd om de nek en/of in een nekklem (vast) te pakken;

art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.

hij op of omstreeks 19 maart 2018 te Tilburg [naam 3] (ambtanaar werkzaam voor politie Zeeland West Brabant) heeft mishandeld door die [naam 3] voornoemd (met kracht) in de binnenkant van zijn bovenbeen te knijpen;

art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

4.

hij op of omstreeks 19 maart 2018 te Tilburg [naam 5] en/of [naam 4] (beide werkzaam voor politie Zeeland West Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 5] en/of [naam 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik pak jullie alle twee wel" en/of "Als jij een dochter of een zus hebt dan vind ik ze en steek ik ze beiden in brand" en/of "Ik weet wie je bent, ik kom erachter waar je woont en dan maak ik jou af" en/of "Als je nu die handboeien niet losmaakt laat ik je zien wat ik allemaal kan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

5.

hij op of omstreeks 19 maart 2018 te Tilburg [naam 2] (werkzaam voor politie Zeeland West Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 2] voornoemd dreigend de woorden toe te voegen "Ik bijt je nek eraf" en/of "Ik doe aan vechtsport, als ik je te pakken krijg dan maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, waarbij de officier van justitie ten aanzien van feit 1 de diefstal met geweld bewezen acht. Daarvan uitgaande kan wat de officier van justitie betreft het tweede deel van feit 1 (de mishandeling van [naam 1] ) worden gestreept. Hij baseert zich daarbij op de aangiftes, de verklaringen van verdachte en die van getuigen plus de bevindingen van de verbalisanten met betrekking tot deze feiten.

Bij feit 2 acht de officier van justitie bewezen dat verdachte [naam 2] om de nek heeft (vast)gepakt, maar niet in een nekklem.

Bij feit 4 acht de officier van justitie niet bewezen dat de door verdachte tegenover de verbalisanten [naam 5] en [naam 4] geuite woorden “Als jij een dochter of een zus hebt dan vind ik ze en steek ik ze beiden in brand” specifiek voor deze verbalisanten bedreigend waren.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal met geweld kan komen. Hij wijst er daarbij op dat de rechter-commissaris geen ernstige bezwaren voor diefstal met geweld heeft aangenomen en dat de aangifte van [naam 1] voor wat betreft de gestelde dreigende houding van verdachte niet gesteund wordt door de camerabeelden vanuit het [naam 6] en voor wat betreft het aantal malen dat verdachte hem geslagen zou hebben niet gesteund wordt door de getuigenverklaring van medewerkers van [naam 7] . Voorts wordt de verklaring van verdachte dat [naam 1] zijn portemonnee had gestolen, gesteund door de verklaring van [naam 8] , de medewerker van [naam 7] . De raadsman acht dan ook aannemelijk dat [naam 1] het geld van verdachte heeft gepakt en dat verdachte dat geld terug is gaan halen. Daardoor heeft bij verdachte “het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening” ontbroken, wat in de weg staat aan de bewezenverklaring van diefstal met geweld, aldus de raadsman. Dan kan nog wel de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling worden bewezen in die zin dat verdachte [naam 1] slechts eenmaal heeft geslagen. Subsidiair is de raadsman van mening dat in elk geval niet bewezen kan worden dat de telefoon en een vest zijn gestolen, omdat er te weinig bewijs is dat die spullen in de bewuste tas hebben gezeten.

Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsman zich voor wat betreft een eventuele bewezenverklaring van het slechts eenmaal slaan tegen het bovenlichaam van [naam 2] . Nog los van het feit dat de raadsman in de ontstane situatie met [naam 2] niet direct een bewust vastpakken om de nek en in een nekklem pakken van [naam 2] ziet, leidt hij uit de aangifte van [naam 2] niet af dat hij pijn heeft gehad of letsel heeft ondervonden door die actie van verdachte, zodat verdachte van dat onderdeel zou moeten worden vrijgesproken.

Feit 3 wordt door verdachte ontkend. Het bewijs is grotendeels gebaseerd op de aangifte van [naam 3] . Er is geen zichtbaar letsel vastgesteld en er zijn geen getuigen die hebben gezien dat [naam 3] in zijn been is geknepen door verdachte. Voor dit feit vraagt de raadsman om vrijspraak.

Ten aanzien van feit 4 is de raadsman het eens met de officier van justitie dat het feit bewezen kan worden met uitzondering van de door de officier van justitie genoemde woorden.

Ten aanzien van feit 5 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1

[naam 1] heeft aangifte1 gedaan van diefstal en mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij met de hem goed bekende verdachte op 19 maart 2018 in het [naam 6] in Tilburg wat heeft gedronken. Verdachte heeft hem toen om 20 euro gevraagd, wat [naam 1] hem niet wilde geven. Verdachte is hem toen al dreigend achternagelopen en ze zijn in een andere gelegenheid beland. [naam 1] heeft verklaard dat hij daar door verdachte met zijn tot vuist gebalde rechterhand met kracht op zijn gezicht is geslagen, waarna het personeel tussenbeide kwam. Verdachte heeft toen kans gezien een tas van hem mee te nemen met daarin onder andere een paar handschoenen.

Verdachte heeft ter zitting verklaard2dat hij op 19 maart 2018 een afspraak had met [naam 1] en dat er onenigheid is ontstaan omdat hij nog geld van hem tegoed had. Zij zijn bij de [naam 7] in Tilburg beland waar hij [naam 1] eenmaal heeft geslagen. Daarna heeft hij een tas meegenomen die niet van hem was en waar onder andere een fles wodka in zat.

De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verdachte een tas heeft meegenomen die niet van hem was met daarin een fles wodka. Verdachte heeft ook niet betwist dat er handschoenen in die tas zaten. Wat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening betreft: het meenemen van een tas die niet je eigendom is, is wederrechtelijk. Dat [naam 1] wellicht eerder iets van verdachte heeft zou hebben afgepakt - zoals verdachte stelt - maakt dat niet anders. Het ging daarbij immers niet om die tas. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wel degelijk sprake van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De diefstal van de tas met daarin handschoenen en wodka acht de rechtbank dan ook bewezen.

De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte [naam 1] met kracht in het gezicht heeft gestompt. Voor het meermalen slaan is onvoldoende bewijs, gelet op de getuigenverklaringen van de medewerkers van [naam 7] .

De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT