Uitspraak Nº 02/800406-18. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-09-12

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:4049
Docket Number02/800406-18
Date12 Septiembre 2019
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/800406-18

vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag verdachte] 1979 te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] )

gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost, locatie Ter Peel te Evertsoord,

raadsman mr. M.P.J.W.M. Govers, advocaat te Tilburg.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 augustus 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Schreurs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging was nader omschreven en is vervolgens gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat:

1.

zij in de periode van 1 februari 2018 tot en met 20 juni 2018 te [pleegplaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

- [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2005) en/of

- [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag slachtoffer 2] 2012) en/of

- [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag slachtoffer 3] 2010) en/of

- [slachtoffer 4] (geboren [geboortedag slachtoffer 4] 2007) en/of

- [slachtoffer 5] (geboren [geboortedag slachtoffer 5] 2009)

opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] voldoende en/of adequate voeding heeft onthouden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij in de periode van 1 februari 2018 tot en met 20 juni 2018 te [pleegplaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht aan:

- [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2005) en/of

- [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag slachtoffer 2] 2012) en/of

- [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag slachtoffer 3] 2010) en/of

- [slachtoffer 4] (geboren [geboortedag slachtoffer 4] 2007) en/of

- [slachtoffer 5] (geboren [geboortedag slachtoffer 5] 2009)

door met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] voldoende en/of adequate voeding te onthouden, waardoor deze in een toestand van ernstige ondervoeding zijn geraakt;

tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

zij in de periode van 1 februari 2018 tot en met 20 juni 2018 te [pleegplaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, haar kinderen, te weten

- [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2005) en/of

- [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag slachtoffer 2] 2012) en/of

- [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag slachtoffer 3] 2010) en/of

- [slachtoffer 4] (geboren [geboortedag slachtoffer 4] 2007) en/of

- [slachtoffer 5] (geboren [geboortedag slachtoffer 5] 2009)

opzettelijk heeft mishandeld en/of opzettelijk de gezondheid van voornoemde kinderen heeft benadeeld, immers heeft/hebben zij verdachte en/of haar mededader met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] voldoende en/of adequate voeding onthouden, tengevolge waarvan deze letsel hebbenondervonden, te weten in een toestand van ernstige ondervoeding zijn geraakt;

2.

zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 20 juni 2018, te [pleegplaats] , Gilze en Rijen, haar kinderen,

- [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag slachtoffer 2] 2012) en/of

- [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag slachtoffer 3] 2010) en/of

heeft mishandeld door deze meermalen, in elk geval éénmaal te slaan en/of te schoppen en/of te trappen;

3.

zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 20 juni 2018 te [pleegplaats] , in de gemeente Gilze en Rijen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk haar kind(eren),

- [slachtoffer 4] (geboren [geboortedag slachtoffer 4] 2007) en/of

- [slachtoffer 5] (geboren [geboortedag slachtoffer 5] 2009),

wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] in een slaapkamer en/of schuur op te sluiten en/of opgesloten te houden

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat moeder de haar verweten feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het navolgende.

Feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair:

Op grond van de verklaringen van hun kinderen [kind 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in combinatie met de verklaring van hun nicht [naam nicht] en de deels bekennende verklaringen van de ouders staat in de visie van de officier van justitie vast dat zij gezamenlijk hun kinderen vanaf hun komst naar Nederland in februari 2018 structureel voldoende en adequate voeding hebben onthouden. Deze onthouding heeft geduurd tot het moment van aanhouding van de ouders op 20 juni 2018. Die dag zijn de kinderen door een kinderarts onderzocht en die stelde bij vijf van de zeven kinderen vast dat er sprak was van ondervoeding. Bij [slachtoffer 2] was sprake van een matige tot ernstige ondervoeding en bij de andere vier kinderen ernstige ondervoeding.

Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), in de persoon van forensisch kinderarts, R.A.C. Bilo (hierna: Bilo), heeft vervolgens op 10 september 2018 een rapport uitgebracht met betrekking tot de gezondheid van alle zeven kinderen. Met name door de aanwezigheid van lanugobeharing, stelde het NFI vast dat de geconstateerde ondervoeding bij de kinderen reeds langer, mogelijk meer dan een maand, bestond.

De deskundige heeft in genoemd rapport niet kunnen vaststellen of op 20 juni 2018 al sprake was van een ondervoeding met blijvende gevolgen, noch of sprake was van een levensbedreigende situatie. Hiervoor zijn controles gedurende langere tijd in een medisch kader nodig. Wel is geconcludeerd dat bij continuering van de situatie een levensbedreigende situatie zou kunnen zijn ontstaan.

Ter zitting heeft Bilo zijn conclusie zoals weergegeven in het rapport aangescherpt en gesteld dat [slachtoffer 1] bij aanvang van de ziekenhuisopname aan het afglijden was naar een coma en daarmee op dat moment al in een levensbedreigende situatie verkeerde. Voor de andere vier kinderen gold dat zij, bij continuering van de situatie, 100% zeker in een levensbedreigende situatie zouden zijn terecht gekomen.

Met name dit aangescherpte standpunt van de deskundige is voor de officier van justitie doorslaggevend om de primair verweten poging tot doodslag van de genoemde vijf kinderen wettig en overtuigend bewezen te achten. Het is een feit van algemene bekendheid dat een kind door gebrek aan eten kan komen te overlijden. De vraag of in deze zaak de kans op overlijden ‘aanmerkelijk’ was –van belang om tot het bewijs van voorwaardelijk opzet te komen – beantwoordt de officier van justitie bevestigend.

De officier van justitie neemt daarbij tot uitgangspunt dat, gelet op de zeer forse klinische verschijnselen die zich voordeden bij de kinderen (de aanwezigheid van lanugo-beharing, oedemen en een trage hartactie), die alle vijf onderaan de Body Mass Index (BMI)-curve bungelden, de slechte medische situatie al in zo’n ver gevorderd stadium was, dat van een aanmerkelijke kans op de dood kan worden gesproken. Door alle waarschuwingen in de wind te slaan hebben beide ouders de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze vijf kinderen zouden komen te overlijden.

In het geval dat [slachtoffer 1] niet in Limburg uit de auto was gestapt en door de politie was opgepikt, dan wijst niets er immers op dat (een van) de ouders ondanks alle voorafgaande waarschuwingen de ingezette weg van ondervoeding zou(den) hebben doorbroken.

Aangezien het de wettelijke taak is van iedere ouder om te voorzien in de lichamelijke verzorging van een kind, houdt het onthouden van eten aan een kind waardoor dit ondervoed raakt een strafbaar nalaten in voor beide ouders, zodat in de visie van de officier van justitie zowel moeder als vader zich schuldig hebben gemaakt aan dit feit.

Feit 2:

Gelet op de verklaringen die [kind 1] , [slachtoffer 1] en vader dienaangaande hebben afgelegd, acht de officier van justitie, ondanks de ontkenning van moeder, voldoende bewijs aanwezig dat moeder haar dochter [slachtoffer 2] heeft geschopt waardoor zij gewond raakte aan haar oor. Ten aanzien van [slachtoffer 2] acht hij de verweten mishandeling daarom wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 3] vordert de officier van justitie vrijspraak.

Feit 3:

Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in combinatie met de grotendeels bekennende verklaringen van de ouders staat vast dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] meermalen werden opgesloten in een kamer of (eenmaal) in de schuur. Uit de in de ogen van de officier van justitie betrouwbare verklaring van nicht [naam nicht] volgt dat zowel vader als moeder daarin een aandeel hadden. Op basis daarvan is de officier van justitie van mening dat genoegzaam vaststaat dat beide ouders zich schuldig hebben gemaakt aan de in feit 3 omschreven wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .

4.2

Het standpunt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT