Uitspraak Nº 02/800825-17. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-09-06

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:3982
Date06 Septiembre 2019
Docket Number02/800825-17
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/800825-17

vonnis van de meervoudige kamer van 6 september 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]

niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven

feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres]

raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 augustus 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:

hij op of omstreeks 27 oktober 2017 te Rijsbergen, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 90.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders, uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten chauffeur van een geldtransportwagen, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

art 321 Wetboek van Strafrecht

art 322 Wetboek van Strafrecht

art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling

mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 27 oktober 2017 te Rijsbergen, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 90.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen hem primair is tenlastegelegd heeft begaan en baseert zich daarbij onder meer op de aangifte, op de verklaringen van verdachte, op verklaringen van getuigen en op bevindingen met betrekking tot camerabeelden.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen, nu verdachte heeft bekend dat hij het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Aangezien verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 23 augustus 20191;

- de aangifte van [aangever]2;

- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden van de geldtransportwagen3.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

primair

op 27 oktober 2017 te Rijsbergen, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk 90.000 euro, toebehoorde aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , en welk goed verdachte, uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten chauffeur van een geldtransportwagen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Psychisch overmacht?

De verdediging heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte door zijn mededaders onder druk is gezet. Door (één van) hen werd hij wekenlang voorzien van harddrugs, waarna hij gevraagd werd om het feit te plegen. Hij ging wekenlang elke dag met zijn mededaders om. Verdachte was, mede onder invloed van drugs, bang dat zijn zoontje of zijn vrouw iets zou worden aangedaan als hij niet zou meewerken. Toch heeft hij nog geprobeerd de andere daders af te poeieren. Nadat één van de mededaders die naast de geldtransportauto stond een snijbeweging langs de keel maakte en een vuurwapen liet zien, kon verdachte geen “nee” meer zeggen.

De officier van justitie neemt het standpunt in dat van psychische overmacht geen sprake is. Verdachte maakt niet duidelijk waar de druk precies uit bestond. Ze wijst op de inconsistenties...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT