Uitspraak Nº 02-820293-15. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-09-03
ECLI | ECLI:NL:RBZWB:2019:3889 |
Date | 03 Septiembre 2019 |
Docket Number | 02-820293-15 |
Court | Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland) |
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/820293-15 (ontnemingsvordering)
tussenbeslissing van de rechtbank d.d. 3 september 2019
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.
Veroordeelde is op 1 augustus 2017 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor oplichting, meermalen gepleegd, tot de in die uitspraak vermelde straf. De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd. Bij vordering van 1 juli 2019 is gevorderd het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit oplichting vast te stellen op € 160.925,56 en aan veroordeelde een betalingsverplichting voor dat bedrag op te leggen.
De vordering is in het kader van een regiezitting behandeld op de zitting van 31 juli 2019 en 20 augustus 2019, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten in dat kader kenbaar hebben gemaakt.
De raadsman van veroordeelde heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de ontnemingsvordering niet is aangekondigd, zoals vereist in artikel 311 van het Wetboek van Strafvordering. Aan de veroordeelde en de verdediging moet uiterlijk bij requisitoir kennis worden gegeven dat er een ontneming aan komt. Van een aankondiging van een ontnemingsvordering is in het proces-verbaal van de terechtzitting geen aantekening gemaakt. Zoals blijkt uit jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2005:AU1993) geldt het zittingsproces-verbaal in beginsel als de enige kenbron voor de aldaar in acht genomen vormen. Interne stukken van de officier van justitie of de zittingsaantekeningen van de griffier of een van de rechters gelden niet als processtukken en voorts kan daaruit niet blijken dat de ontnemingsvordering daadwerkelijk is aangekondigd ter zitting.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat als vereiste voor een ontnemingsvordering geldt dat deze moet zijn aangekondigd. Dat dit is gebeurd, blijkt uit de vordering ter terechtzitting die door de officier van justitie, blijkens het zittingsproces-verbaal, is...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT