Uitspraak Nº 02-820759-15. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2018-12-20

ECLIECLI:NL:RBZWB:2018:7183
Docket Number02-820759-15
Date20 Diciembre 2018
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 02/820759-15

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 december 2018

in de strafzaak tegen

[Verdachte] ,

geboren op [Geboortedag] 1973 te [Geboorteplaats/land] ,

wonende te [Adres]

raadsvrouw mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 december 2018, waarbij de officier van justitie mr. L. van den Oever en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014

tot 18 juli 2015 te Hengstdijk, gemeente Hulst, althans in Nederland

telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht

en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,

in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (dealers)hoeveelheid van

een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine (speed) zijnde cocaïne en/of

amfetamine (speed) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet

behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a

van die wet.

2.

hij op of omstreeks 18 juli 2015 te Hengstdijk, gemeente Hulst,

opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 958 gram, in elk geval een

hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of ongeveer 3,6

gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,

zijnde amfetamine (speed) en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de

bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid

van artikel 3a van die wet.

3.

hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 18

juli 2015 te Kosovo en/of Kroatië en/of Hengstdijk, gemeente Hulst, en/of

Axel, gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het

door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander

of anderen, althans alleen, (telkens) zonder consent een of meer vuurwapens

van categorie II en/of III, vanuit Kosovo en/of Kroatië Nederland te doen

binnenkomen, naar Kosovo en/of Kroatië is afgereisd en/of die wapens heeft

aangekocht en/of een derde heeft verzocht die wapens naar Nederland te

vervoeren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.

hij in of omstreeks de maand februari 2015 te Hengstdijk, gemeente Hulst,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1.000

gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,

zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,

dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

5.

hij in of omstreeks de periode van 1 augsutus 2014 tot en met 1 december 2014

te Hengstdijk, gemeente Hulst, althans in Nederland, zonder erkenning een

wapen van categorie III, te weten een omgebouwd start-alarmpistool (merk Ekol

mogel Tuna), heeft verhandeld.

6.

hij op of omstreeks 18 juli 2015 te Hengstdijk, gemeente Hulst, voorhanden

heeft gehad 8 kogelpatronen (merk Sellier& Bellot), in elk geval munitie in de

zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.

7.

hij op of omstreeks 18 juli 2015 te Hengstdijk, gemeente Hulst, (een) wapen(s)

van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische

stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden

toegebracht, voorhanden heeft gehad.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

Ten aanzien van feit 1

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan, met dien verstande dat hij in de ten laste gelegde periode cocaïne heeft verstrekt aan diverse personen. Voor het verkopen van cocaïne en het verkopen of verstrekken van amfetamine bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat zij heeft gevorderd dat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 2

De officier van justitie acht dit feit eveneens wettig en overtuigend bewezen, gelet op de processen-verbaal betreffende het aantreffen van de in de tenlastelegging genoemde harddrugs, de uitkomsten van de uitgevoerde narcotests aan de aangetroffen stoffen en de bekennende verklaring van verdachte.

Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5

De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van deze feiten wegens het ontbreken van wettig bewijs.

Ten aanzien van de feiten 6 en 7

De officier van justitie acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de processen-verbaal betreffende het aantreffen van de in de tenlastelegging genoemde patronen en het wapen, het proces-verbaal van het uitgevoerde onderzoek aan de patronen en het wapen en de bekennende verklaring van verdachte.

4.2

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 1

De verdediging is van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte cocaïne heeft verstrekt aan vrienden, zij het in een kortere periode dan tenlastegelegd. Voor wat betreft de periode dient als startdatum te worden uitgegaan van maart 2015, na het auto-ongeluk van verdachte.

Ten aanzien van feit 2

Het feit kan wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte heeft het feit bekend.

Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5

Het dossier bevat ten aanzien van deze feiten onvoldoende wettig enovertuigend bewijs, zodat verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van de feiten 6 en 7

Verdachte heeft bekend dat hij de patronen en het stroomstootwapen voorhanden heeft gehad. De feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van feit 1

Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- de bekennende verklaring van verdachte;

- de verklaring van getuige [Naam 1]1;

- de verklaring van getuige [Naam 2]2;

- de verklaring van getuige [naam 3]3.

Uit de verklaringen van de hierboven genoemde getuigen blijkt dat verdachte gedurende de periode van een jaar tot anderhalf jaar cocaïne aan hen heeft verstrekt. Daarmee bevat het dossier wettig en overtuigend bewijs dat verdachte in de tenlastegelegde periode cocaïne heeft verstrekt. De rechtbank verwerpt daarom het verweer dat deze periode zou moeten starten in maart 2015.

De genoemde getuigen wonen allen in Axel en zij hebben verklaard dat verdachte de cocaïne bij hen thuis aan hen verstrekte. Gezien de manier waarop de pleegplaats ten laste is gelegd is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de cocaïne verstrekte in Nederland.

Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte in de tenlastegelegde periode cocaïne heeft verkocht of ook amfetamine heeft verstrekt of verkocht. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken, alsmede van de overige tenlastegelegde handelingen ten aanzien van cocaïne en amfetamine.

Ten aanzien van feit 2

Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

- de bekennende verklaring van verdachte4;

- het proces-verbaal van binnentreden woning5;

- het proces-verbaal pillen-poeders, betreffende de cocaïne6;

- het proces-verbaal pillen-poeders, betreffende de amfetamine7;

- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) betreffende het onderzoek aan de amfetamine8.

Ten aanzien van feit 3

Het dossier bevat diverse tapgesprekken van verdachte met andere personen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat wordt gesproken over het vervoeren en verkopen van vuurwapens. In één gesprek zegt verdachte dat hij in Kosovo wapens gaat halen. In andere gesprekken wordt versluierd gesproken. Er bestaat dan wel een vermoeden dat het over wapens gaat, maar zonder een aanvullende verklaring hierover is dat niet zonder meer helder. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een verklaring afgelegd over de betekenis van de termen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT