Uitspraak Nº 03/027505-19 en 03/099051-19 (ter terechtzitting gevoegd). Rechtbank Limburg, 2019-09-20
ECLI | ECLI:NL:RBLIM:2019:8504 |
Date | 20 Septiembre 2019 |
Docket Number | 03/027505-19 en 03/099051-19 (ter terechtzitting gevoegd) |
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/027505-19 en 03/099051-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.F. Schadd, advocaat, kantoorhoudende te Arnhem.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 september 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03/027505-19:
feit 1: in de periode van 1 februari 2017 tot en met 1 februari 2019, in de gemeente Venray, cocaïne heeft gedeald;
feit 2: op 1 februari 2019 in de gemeente Venray 63,4 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
parketnummer 03/099051-19:
op 1 februari 2019 in Venray opzettelijk professioneel vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, heeft opgeslagen, heeft vervaardigd, voorhanden heeft gehad of aan een ander ter beschikking heeft gesteld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van parketnummer 03/027505-19, feit 1 op het standpunt gesteld dat de gehele ten laste gelegde periode kan worden bewezen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 2 van dit parketnummer op het standpunt gesteld dat slechts een hoeveelheid van 15,3 gram cocaïne kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van parketnummer 03/027505-19, feit 1 aangevoerd dat slechts de pleegperiode van 1 december 2018 tot en met 1 februari 2019 kan worden bewezen en dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het overige. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 van dit parketnummer aangevoerd dat slechts een hoeveelheid van 15,3 gram cocaïne kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder parketnummer 03/099051-19 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat kan worden bewezen dat de verdachte het vuurwerk voorhanden heeft gehad. De raadsman heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank 1
De rechtbank zal alle feiten bewezen verklaren. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte de feiten heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Ten aanzien van parketnummer 03/027505-19:
feit 1:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte vóór 1 december 2018 opzettelijk cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het feit bewezen, zij het met een kortere pleegperiode, gelet op:
-
-
de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
-
-
de verklaring van [naam 1]2;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek verdovende middelen3;
- de verklaring van [naam 2]4;
- het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen5;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut6.
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging aldus dat de officier van justitie heeft bedoeld ten laste te leggen dat de verdachte in de pleegperiode meermalen cocaïne heeft verkocht, waaronder een hoeveelheid van 1,1 gram en een hoeveelheid van 0,3 gram.
feit 2:
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
-
-
de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
-
-
het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de doorzoeking van de woning7;
- de kennisgevingen van inbeslagneming8;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen9;
- het rapport van het politielaboratorium te Amsterdam d.d. 7 mei 2019.10
Ten aanzien van parketnummer 03/099051-19:
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
-
-
de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
-
-
het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de doorzoeking van de woning11;
- de kennisgeving van inbeslagneming12;
- het proces-verbaal onderzoek vuurwerk13 .
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
parketnummer 03/027505-19:
feit 1
in de periode van 1 december 2018 tot en met 1 februari 2019 in de gemeente Venray, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 1 februari 2019 in de gemeente Venray opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15,3 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
parketnummer 03/099051-19:
op 1 februari 2019 te Venray opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten, twee stuks Cobra 6, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 03/099051-19:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 278 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 19...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT