Uitspraak Nº 03/133947-20. Rechtbank Limburg, 2022-10-19

ECLIECLI:NL:RBLIM:2022:8135
Docket Number03/133947-20
Date19 Octubre 2022
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer : 03/133947-20

Tegenspraak (gemachtigde raadsman)

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 oktober 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ter lande,

laatst opgegeven adres te [adres] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Çinar, advocaat kantoorhoudende te Beek.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 oktober 2022. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

Feit 1: heeft geprobeerd om [slachtoffer] af te persen (primair). Subsidiair is ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld.

Feit 2: [slachtoffer] opzettelijk van zijn vrijheid heeft beroofd.

Feit 3: 15 kogelpatronen voorhanden heeft gehad.

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij de feiten 1 en 2 samen met een ander, dan wel alleen, heeft gepleegd.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte en [medeverdachte] hebben geprobeerd om [slachtoffer] af te persen (feit 1 primair) en dat zij [slachtoffer] van zijn vrijheid hebben beroofd (feit 2). De officier van justitie gaat uit van de juistheid van de verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd, aangezien deze verklaring wordt ondersteund door meerdere bevindingen uit het politiedossier. Ook acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte kogelpatronen voorhanden heeft gehad (feit 3). Deze kogelpatronen werden aangetroffen in de tuin van de woning van de verdachte in een tas waarin ook belangrijke persoonlijke documenten van de verdachte zaten.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Dat de verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] af te persen (feit 1 primair), hem heeft mishandeld (feit 1 subsidiair) of dat hij hem van zijn vrijheid heeft beroofd (feit 2) volgt enkel uit de verklaring van [slachtoffer] zelf, zodat het dossier onvoldoende bewijs bevat om de verdachte hiervoor te veroordelen. Ook voor feit 3, het voorhanden hebben van munitie, moet vrijspraak volgen nu uit het dossier niet volgt dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze munitie in de tuin van de woning waar hij verbleef.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen

[slachtoffer] heeft op 17 maart 2020 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 17 maart 2020 om 19:00 uur met [medeverdachte] had afgesproken op de parkeerplaats van de Windraak. [medeverdachte] kwam aan op de parkeerplaats in een goudkleurige Peugeot, samen met een andere, onbekende man, die later de verdachte blijkt te zijn. [slachtoffer] zag dat de verdachte en [medeverdachte] in de richting van zijn auto kwamen gelopen en dat zij de deur van het bijrijdersportier openden. De verdachte nam plaats achterin de auto van [slachtoffer] en [medeverdachte] ging op de bijrijdersstoel zitten. [medeverdachte] en [slachtoffer] raakten in gesprek over een incident dat zich op het werk had voorgedaan. [medeverdachte] verklaarde dat hij door de leidinggevende niet meer, althans minder, werd ingepland. [slachtoffer] merkte dat [medeverdachte] een beetje boos werd en bood aan om een goed woordje voor hem te doen, maar [medeverdachte] antwoordde dat hij daar niks aan had. Toen mengde de verdachte zich ineens in het gesprek. Hij zei dat [medeverdachte] nu geld misliep en de huur en zijn eten niet meer kon betalen. [medeverdachte] zei dat hij 4000 euro misliep en zowel de verdachte als [medeverdachte] drongen er woordelijk op aan dat [slachtoffer] dat geld aan [medeverdachte] moest betalen. Ze zeiden dat hij die avond echt iets moest regelen. [slachtoffer] zei dat hij hem wel 100 euro kon geven, maar dat hij verder ook geen geld kon missen. Beiden bleven aandringen dat [slachtoffer] echt 4000 euro moest betalen en werden ineens heel dwingend. De verdachte zei dat [slachtoffer] moest betalen, anders zou hij de tanden uit zijn mond slaan. Ook [medeverdachte] zei daarna dat hij [slachtoffer] ene zou rammen of vegen als hij niet betaalde. [slachtoffer] wilde naar een plek gaan waar andere mensen waren, waar hij kon ontkomen uit de situatie en zei daarom dat hij naar een pinautomaat kon rijden. [medeverdachte] en de verdachte zeiden dat ze dat dan maar moesten doen. [slachtoffer] stapte uit zijn auto en zag vervolgens, voordat ze in de Peugeot van de verdachte stapten, een kans om te ontkomen. Hij sprong terug in zijn auto, startte deze maar zag vervolgens [medeverdachte] weer via het bijrijdersportier de auto inspringen. Vervolgens voelde [slachtoffer] dat [medeverdachte] met allebei zijn vuisten met kracht meerdere slaande bewegingen in zijn richting maakte. [slachtoffer] voelde dat [medeverdachte] hem ongeveer twee keer raakte op de rechter zijkant van zijn hoofd. Ook zag hij dat [medeverdachte] de autosleutel uit het contact trok waarna hij [slachtoffer] wederom met zijn beide vuisten ongeveer tien klappen op zijn hoofd gaf. [slachtoffer] voelde direct een heftige pijn aan zijn hoofd en probeerde zich af te weren. De verdachte had ondertussen het bestuurdersportier opengetrokken en sloeg [slachtoffer] ook een paar keer met zijn vuist op de linkerkant van zijn hoofd en tegen zijn ribben. [slachtoffer] hoorde zowel [medeverdachte] als de verdachte dingen roepen als: 'ik sla nu echt al je tanden eruit' en 'ik breek je benen'. Vervolgens voelde [slachtoffer] dat hij uit zijn auto werd getrokken door de verdachte en [medeverdachte] . [slachtoffer] probeerde zich los te rukken maar hij werd richting de Peugeot gesleept en vervolgens met kracht op de achterbank van het voertuig geduwd. [slachtoffer] hoorde dat de verdachte zei 'als je nu nog iets probeert, sla ik je echt tot moes'. [medeverdachte] nam als bestuurder plaats in de auto, en de verdachte als bijrijder en vervolgens reden ze weg van de parkeerplaats. De auto van [slachtoffer] bleef op de parkeerplaats achter, met allebei de portieren nog open. Tijdens de autorit riep [slachtoffer] om hulp en werd hij geslagen door de verdachte. Hij sloeg met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer] en raakte hem onder andere op zijn oog en jukbeen, op zijn ribben en schouders. Ook [medeverdachte] draaide zich onder het rijden om en begon [slachtoffer] te slaan. [slachtoffer] hoorde beide mannen roepen 'mongool, doe rustig', 'ik pak je dadelijk', 'ik sla je helemaal naar de klote', terwijl ze [slachtoffer] bleven slaan. [slachtoffer] pakte zijn mobiele telefoon uit zijn broekzak en probeerde 112 te bellen. Vervolgens trok de verdachte de telefoon uit de handen van [slachtoffer] en gooide hij deze in een open vak in het dashboard aan de bijrijderskant. De verdachte begon toen weer flink op [slachtoffer] in te slaan met zijn vuist. Opeens stopte de auto en stapten [medeverdachte] en de verdachte uit. Ze probeerden [slachtoffer] aan de rechterkant uit de auto te trekken. [slachtoffer] had het idee dat ze hem in elkaar wilden slaan en bleef zich tegen hen verzetten en schreeuwen. Opeens zag [slachtoffer] een voorbijganger en besloot hij zich bewust de auto uit te laten trekken. Hij voelde dat hij met kracht op de grond werd gegooid en wist op te staan en weg te rennen in de richting van de man. [slachtoffer] zag en hoorde dat [medeverdachte] en de verdachte met piepende banden en flinke snelheid wegreden in de auto. [slachtoffer] vertelde tegen de man dat zijn telefoon en auto waren meegenomen en liet de man 112 bellen. [slachtoffer] was overstuur en in de war. Naast zijn telefoon was hij ook zijn gouden armband kwijt. [slachtoffer] heeft door het incident pijn opgelopen aan zijn ribben, nek, rechterscheenbeen, rechterjukbeen, rechterkant gezicht en neus.2

Bij [slachtoffer] is op 18 maart 2020 een kleine huidlaceratie onder het rechteroog nabij de neus vastgesteld. Daarnaast had de huisarts het vermoeden van niet uitwending waarneembaar letsel en werd een foto aangevraagd ter beoordeling van de oogkas rechts.3

[getuige] heeft verklaard dat hij op 17 maart 2020 omstreeks 19.20 uur zijn hond uitliet in Munstergeleen. Bij de kruising van de Kruisstraat met het Heijdenpad zag hij een auto stil staan. [getuige] dacht te zien dat er in de auto een schermutseling plaatsvond en hij zag ook dat het bijrijdersportier openstond. Hij hoorde uit de auto geschreeuw komen en hij hoorde: ‘Help, laat me eruit’. Op enig moment zag [getuige] dat er een persoon uit de auto viel of sprong. Hij zag dat deze persoon (later blijkt: [slachtoffer] ) in zijn richting kwam rennen. [slachtoffer] was helemaal in paniek, zei dat hij ontvoerd was en dat zijn auto op een parkeerplaats onbeheerd achterlaten was. [slachtoffer] vroeg aan [getuige] om de politie te bellen, omdat hij zelf geen telefoon meer had. [getuige] zag dat [slachtoffer] er gehavend uitzag. In de tussentijd zag en hoorde [getuige] de auto waaruit [slachtoffer] kwam met hoge snelheid wegrijden in de richting van het centrum van Munstergeleen.4

De verbalisanten die naar aanleiding van de melding van [getuige] ter plaatse kwamen troffen de auto van [slachtoffer] onafgesloten aan op de parkeerplaats op de Windraak.5

[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij op 17 maart 2020 om 19:00 uur met...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT