Uitspraak Nº 03-183848-19. Rechtbank Limburg, 2020-07-28

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:5507
Docket Number03-183848-19
Date28 Julio 2020
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03.183848.19

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,

gedetineerd in de [detentieplaats] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W.J. Schoonbrood, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat:

feit 1: de verdachte geprobeerd heeft [benadeelde] te doden, dan wel zwaar te mishandelen door met een mes naar hem uit te halen. Als dat niet bewezen kan worden, luidt het verwijt dat de verdachte [benadeelde] met een mes en ook verbaal heeft bedreigd.

feit 2 en feit 3: politieambtenaren met een mes heeft bedreigd.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte geprobeerd heeft [benadeelde] met een mes te steken op 29 juli 2019 te Geleen. Dit speelde zich af bij [naam instelling] , een instelling voor begeleid wonen, waar de verdachte verbleef. Medewerker [benadeelde] moest de verdachte benaderen om een time-out aan te kunnen zeggen vanwege de overlast die de verdachte veroorzaakte. Daarbij had [benadeelde] volgens protocol assistentie gevraagd van de politie om de verdachte te kunnen benaderen.

De verdachte is vervolgens uit zijn kamer komen stormen en heeft [benadeelde] aangevallen met een tafelmes. [benadeelde] is daarbij niet ernstig (lichamelijk) gewond geraakt: hij had oppervlakkig letsel op zijn onderarm en rug. Gelet op het soort mes dat de verdachte gebruikte kan niet bewezen worden dat de verdachte [benadeelde] wilde doden, maar wel dat zijn opzet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat levert een poging tot zware mishandeling op. Verder acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte de aanwezige politieambtenaren heeft bedreigd met het mes.

De officier van justitie heeft geen strafoplegging gevorderd, maar zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging (zie paragraaf 5 van het vonnis: De strafbaarheid van de verdachte).

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft naar voren gebracht dat hooguit bewezen kan worden dat de verdachte [benadeelde] heeft bedreigd. Uit de gang van zaken volgt niet dat de verdachte op enige manier opzet had op het doden of zwaar mishandelen van [benadeelde] . Het mes was daarvoor ook niet geschikt. Verder moet de verdachte worden vrijgesproken van het bedreigen van de politieambtenaren vanwege het ontbreken van opzet; de verdachte wist niet eens dat zij aanwezig waren.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Inleiding

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle feiten. Hierna zal zij telkens eerst de inhoud van het relevante bewijs uit het dossier weergeven en vervolgens een nadere toelichting geven onder het kopje Overwegingen en conclusies ten aanzien van het bewijs.

Feit 1 De bewijsmiddelen

Aangever [benadeelde] werkte bij [naam instelling] in Geleen, gelegen aan de [straatnaam] . [naam instelling] is een instelling voor begeleid wonen. Aangever moest -kort samengevat- de verdachte op 29 juli 2019 een time-out aanzeggen vanwege de overlast die de verdachte veroorzaakte. Omdat agressie te verwachten viel van de zijde van de verdachte, had aangever volgens protocol assistentie gevraagd van de politie om de verdachte te kunnen benaderen. De verdachte bevond zich in zijn kamer.

Vergezeld van vier politieambtenaren en een collega heeft aangever vervolgens de deur van de kamer van de verdachte geopend, nadat de verdachte niet op kloppen en verzoeken reageerde. Volgens aangever kwam de verdachte daarna vliegend naar buiten, met in beide handen een voorwerp. Aangever is daarop weggerend. Hij bleek letsels te hebben op zijn arm en rug/schouderbladen.23

De aanwezige politieambtenaren hebben processen-verbaal opgemaakt van wat zij hebben waargenomen. Zo heeft verbalisant [naam 1] gehoord dat de verdachte luidkeels riep dat hij naar buiten zou komen en iedereen kapot zou maken/neersteken en hij zag dat de verdachte uit de kamer kwam stormen in de richting van aangever. De verbalisant zag een groot mes in de rechterhand van de verdachte en zag hoe de verdachte begon te steken/slaan op de rug van aangever.4

Deze stekende beweging is ook vastgelegd door beveiligingscamera’s. Daarop is te zien dat de verdachte zijn rechterarm omhoog zwaaide, vervolgens zijn arm met in zijn rechterhand een mes met kracht naar voren zwaaide in de richting van de rug van aangever. Het mes raakte de rug van aangever.5

De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij op 29 juli 2019 bij [naam instelling] uit zijn kamer is gekomen en met een bestekmes een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van [benadeelde] .

Het mes is beschreven en afgebeeld in het dossier: het betreft een gewoon bestekmes waarmee je eten snijdt en brood smeert. De lengte van het snijgedeelte was ongeveer 13 cm.6

Overwegingen en conclusies ten aanzien van het bewijs voor feit 1: poging zware mishandeling

De rechtbank kan uit het bewijs vaststellen dat de verdachte aangever [benadeelde] met een mes in de rug heeft willen steken. Dat ligt volledig besloten in de handelingen die zijn waargenomen en op beeld te zien zijn, als ook in de uitlating die de verdachte deed, toen hij zijn kamer uitkwam: het was een doelbewust en met snelheid en kracht uitgevoerd uithalen.

Een gewoon bestekmes is op zichzelf niet erg gevaarlijk, omdat het niet erg scherp is, maar dat wordt anders in handen van een volwassen man die er met kracht mee uithaalt naar een ander. Dan ontstaat een aanmerkelijk te noemen risico dat het mes bij die ander, in dit geval aangever, het lichaam binnen raakt en daar ernstige verwondingen veroorzaakt.

Het slachtoffer is feitelijk geraakt ter hoogte van de schouders. Dat het mes niet in zijn rug/schouders is doorgedrongen komt naar het oordeel van de rechtbank door de omstandigheid dat het slachtoffer maakte dat hij wegkwam en niet door het gedrag van de verdachte of door het type mes. De verdachte zelf heeft dus het risico bewust aanvaard dat hij het slachtoffer ernstig zou verwonden. Anders gezegd: op de koop toegenomen. Daarmee moet zijn handelen worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling.

De rechtbank neemt aan dat de verdachte dit alles, zeker achteraf bezien, niet gewild heeft. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij alleen maar wilde dat aangever wegging. Bovendien verkeerde hij op 29 juli 2019 in de waan dat hij zich verdedigen moest, omdat hij ervan overtuigd was dat aangever hem met een spuit met cyanide wilde laten inslapen. De verdachte verkeerde namelijk in een psychose, waarover verderop meer in dit vonnis, onder het kopje De strafbaarheid van de verdachte. Dat maakt het juridische oordeel over zijn handelen echter niet anders. Ook als er sprake is van handelen in een psychose kunnen doelbewust handelen en opzet worden aangenomen.

De conclusies uit het bewijs van de rechtbank brengen tevens mee dat zij, net als de officier van justitie en de raadsman, een poging tot het doden van aangever [benadeelde] niet bewezen acht. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier die maken dat er ook sprake is geweest van een aanmerkelijk risico dat aangever door het handelen van de verdachte om het leven zou komen. Er is onvoldoende bekend over de kracht waarmee de verdachte stak en het mes had bovendien geen scherpe punt, waardoor de kans op dodelijk steekletsel niet zodanig is geweest dat gesproken kan worden van een poging doodslag.

De feiten 2 en 3: de bedreiging van politieambtenaren. Overige bewijsmiddelen.

Naast hoofdagent [naam 1] waren bij het incident aanwezig hoofdagenten [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Zij hebben zich -kort samengevat- ernstig bedreigd gevoeld door de verdachte.

Op de beelden van de beveiligingscamera’s is te zien dat de verdachte, nadat aangever [benadeelde] uit beeld verdween, in het halletje voor een politieambtenaar stond, met zijn gezicht gericht naar de politieambtenaar en met het mes in zijn rechterhand. Deze politieambtenaar, [naam 4] , die zich op korte afstand bevond van de verdachte, heeft zijn vuurwapen getrokken en gericht op de verdachte. De verdachte maakte vervolgens een sprong naar links en liep strompelend achteruit, nadat [naam 4] een schot had gelost. [naam 4] heeft gerelateerd dat de verdachte een woeste blik in zijn ogen had en op ongeveer één meter van hem afstond. [naam 4] zag dat de verdachte zijn rechterhand weer omhoog wilde brengen, waarop de agent het dienstwapen heeft gebruikt.78 [naam 4] heeft vervolgens aangifte gedaan van bedreiging, omdat hij ervan overtuigd was dat de verdachte het mes ook tegen hem zou gebruiken.9

Verbalisant [naam 1] heeft ook waargenomen dat de verdachte zich, na het steken in de richting van [benadeelde] , in de richting van [naam 4] draaide.10 [naam 1] voelde zich eveneens zeer bedreigd door het handelen van de verdachte en heeft ook aangifte gedaan tegen de verdachte. [naam 1] vreesde voor zijn leven. [benadeelde] rende voor hem langs en [naam 1] dacht dat hij de volgende zou zijn op wie de verdachte zich zou richten.11

Ook [naam 3] en [naam 2] hebben aangifte gedaan van bedreiging. [naam 2] stond met [benadeelde] het dichtst bij de deur van de verdachte en zag de verdachte met het mes boven zijn hoofd naar buiten komen stormen, meteen op hem en [benadeelde]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT