Uitspraak Nº 03/216967-18. Rechtbank Limburg, 2019-09-17

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:8312
Docket Number03/216967-18
Date17 Septiembre 2019
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/216967-18

Tegenspraak (gemachtigde raadsman)

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 september 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944,

wonende te [adres] ,

De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 september 2019. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

De benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en de moeder van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zijn ter terechtzitting verschenen. Zij hebben gebruik gemaakt van hun spreekrecht. Zij werden bijgestaan door mr. F.W Oehlen, advocaat kantoorhoudende te Beek.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleindochters [slachtoffer 2] (Feit 1) en [slachtoffer 1] (Feit 2), die beiden op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en 2 op alle onderdelen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

De vader van [slachtoffer 2] heeft namens haar aangifte gedaan en de hierin opgenomen verklaringen van [slachtoffer 2] worden bevestigd door de bekennende verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd.

De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de waarneming van de emotie en gedragsverandering bij [slachtoffer 1] door haar vader.

3.2

Het standpunt van de verdediging

Het standpunt van de verdediging is opgenomen in een schriftelijk pleidooi dat tijdens de terechtzitting is overgelegd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 bewezen kan worden, met dien verstande dat de ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] slechts één keer hebben plaatsgevonden.

Voor feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] gepleegd te hebben. Deze verklaring van verdachte is geloofwaardig omdat de verdachte bij de politie direct een bekennende en dus voor hem belastende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van [slachtoffer 2] . Voor feit 2 vormt de verklaring van [slachtoffer 1] het enige bewijsmiddel. Er is geen steunbewijs voorhanden en [slachtoffer 1] heeft bovendien tegenstrijdig verklaard over de plaats waar de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Feit 1 ( [slachtoffer 2] )

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit op alle punten wettig en overtuigend bewezen. De vader van [slachtoffer 2] heeft op 12 november 2017 aangifte gedaan namens zijn zesjarige dochter [slachtoffer 2] . Hij verklaarde dat [slachtoffer 2] de dag ervoor aan hem had gevraagd of ze niet meer naar “vieze opa” hoefde. Toen vader vervolgens aan [slachtoffer 2] vroeg wat zij hiermee bedoelde, vertelde [slachtoffer 2] dat zij over de piemel van haar opa moest wrijven en dat zij dan daarna heel goed haar handen moest wassen. Dit zou drie keer gebeurd zijn toen oma, de vrouw van verdachte, naar de yogales was.2

De verdachte is door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op een ochtend met [slachtoffer 2] op de bank tv zat te kijken. Verdachte geeft aan dat hij [slachtoffer 2] begon te strelen over haar buik en dat hij vervolgens verder is gegaan naar haar intieme gedeelte en haar vagina heeft gestreeld.3 [slachtoffer 2] zou op dat moment met haar hand onder de pyjamabroek van verdachte zijn gegaan en zijn geslachtsdeel vastgepakt en gestreeld hebben.4 Volgens verdachte heeft er in dat jaar één ander incident plaatsgevonden, voor de deur van het balkon van verdachte. Verdachte stond toen achter [slachtoffer 2] , heeft [slachtoffer 2] bij haar middel vastgepakt en haar over de kleren gestreeld aan haar vagina. Tegelijkertijd zou [slachtoffer 2] hem gestreeld hebben over zijn broek. 5

Gelet op hetgeen hiervoor is beschreven acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Dat het initiatief vanuit de op dat moment 6-jarige [slachtoffer 2] kwam, zoals verdachte tijdens het verhoor bij de politie lijkt te suggereren, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Wat daar ook van zij, het is voor de bewezenverklaring niet relevant.

De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het incident dat bij het balkon heeft plaatsgevonden niet is te kwalificeren als ontuchtige handeling, omdat [slachtoffer 2] en verdachte toen volledig gekleed waren en verdachte er geen seksuele gevoelens bij ervaarde. De rechtbank volgt de verdediging niet in dit standpunt. Voor het begrip ‘ontuchtige handelingen’ is immers niet vereist dat sprake is van seksuele opwinding of dat er rechtstreeks (bloot) lichamelijk contact plaatsvindt tussen beiden. Dit betekent dat bewezen kan worden dat verdachte in ieder geval twee keer, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleindochter [slachtoffer 2] .

Feit 2 ( [slachtoffer 1] )

De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn kleindochter [slachtoffer 1] , zodat verdachte voor feit 2 moet worden vrijgesproken. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit voor [slachtoffer 1] en haar familie en vrienden misschien moeilijk te begrijpen is en zal daarom toelichten waarom de verdachte voor dit feit wordt vrijgesproken.

In zedenzaken is het vaak zo dat er bij de seksuele handelingen maar twee personen aanwezig zijn, namelijk degene die zich als slachtoffer ziet en degene die als de dader wordt gezien. In veel gevallen is het dan ook nog zo dat de (belastende) verklaring van het slachtoffer lijnrecht staat tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte. Ook in deze zaak is dit het geval. In de wet is bepaald dat het bewijs dat de verdachte een feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van één bewijsmiddel, zoals de verklaring van één getuige (in dit geval de verklaring van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT