Uitspraak Nº 03/289562-21. Rechtbank Limburg, 2022-10-19
ECLI | ECLI:NL:RBLIM:2022:8068 |
Docket Number | 03/289562-21 |
Date | 19 Octubre 2022 |
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/289562-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres] .
Verdachte wordt bijgestaan door mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat kantoorhoudende te Roermond.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 oktober 2022. Verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2: heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3: heeft geprobeerd [slachtoffer 3] te doden dan wel heeft geprobeerd om aan die [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale vrijspraak van het eerste tenlastegelegde feit. Zij wijst in dit verband onder andere op de aangifte van [slachtoffer 1] die verklaard heeft dat verdachte een stekende beweging heeft gemaakt met een mes. Getuige [naam 1] heeft daarentegen verklaard dat aangever werd geraakt op het moment dat hij het mes afpakte van verdachte. Deze getuigenverklaring komt overeen met de bevindingen van de forensisch arts. De letselrapportage laat zien dat in een situatie waarbij het mes of een hand zou zijn bewogen een diepere wond zou zijn veroorzaakt dan de wond die bij verdachte is waargenomen. Gelet hierop concludeert de officier van justitie dat niet kan worden bewezen dat verdachte met dat mes heeft gestoken of gesneden.
Feit 2
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte een stofzuiger tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen dan wel gegooid. De primair tenlastegelegde poging zware mishandeling acht zij niet wettig en overtuigend bewezen, nu niet kan worden vastgesteld of de stofzuiger met kracht werd gegooid. Voor het subsidiaire feit, eenvoudige mishandeling, acht zij voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier. Zij heeft ter onderbouwing hiervan verwezen naar de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] , getuige [naam 2] , getuige [naam 1] en het feit dat de stofzuiger met losse onderdelen door de politie in de hal werd aangetroffen.
Feit 3
Het primaire feit acht zij wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van aangever in relatie tot het letsel. De officier acht het onaannemelijk dat aangever zelf in het mes is gelopen en schuift de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde. De verdachte heeft op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op de dood van aangever, door in dronken toestand met een mes op een ander in te steken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten in alle varianten. Hiertoe heeft de raadsvrouw – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
Feit 1
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het primaire en subsidiair ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daarvoor wijst zij op de vele tegenstrijdige verklaringen in het dossier alsook de onduidelijkheid met betrekking tot welk mes zou zijn gebruikt en wat er met dit mes is gebeurd na het incident. Daarbij is van belang dat het letsel van aangever niet past bij het scenario van een stekende of snijdende verdachte.
Feit 2
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er te veel wisselende verklaringen in het dossier zitten waardoor onduidelijk is wat er met de stofzuiger is gebeurd en waardoor vrijspraak dient te volgen. Bovendien acht zij het aannemelijk dat de andere mannen afspraken hebben gemaakt om valselijk tegen verdachte te verklaren.
Feit 3
Bij verdachte bestond geen opzet, ook niet in...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT