Uitspraak Nº 03/666114-15. Rechtbank Limburg, 2017-10-12

ECLIECLI:NL:RBLIM:2017:9878
Date12 Octubre 2017
Docket Number03/666114-15
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer: 03/666114-15

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens] ,

wonende te [adresgegevens] ,

thans gedetineerd in [adresgegevens pi] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 september 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier acht – zoals vervat in het door haar op schrift gestelde requisitoir – het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van de getuige [naam getuige] , de DNA-profielen aangetroffen op diverse sporen en de DNA match met verdachte, het door de aangeefster en de getuige [naam getuige] opgegeven signalement van de dader en de ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring van [slachtoffer] .

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd, kort samengevat, dat verdachte ontkent dat hij het feit heeft gepleegd. Deze ontkenning vindt geen weerlegging in de bewijsmiddelen. Dat zijn DNA op de rol tape is aangetroffen kan kloppen. Verdachte werkte destijds veel met ducttape, waardoor het mogelijk is dat hij deze tape eerder heeft aangeraakt. Hij is daarmee echter niet naar Susteren gegaan. Niet bekend is wie de ducttape op 7 mei 2014 in de bewuste vakantiewoning op het vakantiepark [naam vakantiepark] wel heeft achtergelaten. Het ligt voor de hand dat dit iemand uit Rotterdam is geweest. Uit onderzoek naar de bevraagde mastverkeersgegevens in combinatie met het bij het onderzoek bekende telefoonnummer van de NN-verdachte, telefoonnummer [telefoonnummer] , komt naar voren dat het nummer vanuit Rotterdam naar [naam vakantiepark] gaat. In de tijd van bevraging van de historische verkeersgegevens heeft het nummer [telefoonnummer] van de NN-verdachte voornamelijk contacten met een aantal personen uit Rotterdam. Dit betreft een Marokkaanse groep jongeren die delicten plegen variërend van inbraken tot gewapende overvallen. Naar de mening van de raadsman moet de mogelijke dader dan ook gezocht worden binnen deze groep. Verdachte komt ook uit Rotterdam, dus dit past bij zijn verklaring dat de tape uit Rotterdam komt.

Over het op de witte handdoek aangetroffen DNA-mengprofiel (spoor [code] ), dat van verdachte afkomstig kan zijn, heeft de raadsman allereerst aangevoerd dat het NFI in de gegeven toelichting bij tabel 1 “Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek” bij de toelichting onder 1 (pagina 35) heeft vermeld: “Onder de aanname dat de onbekende man A en het slachtoffer [naam] donoren zijn van celmateriaal in deze bemonstering, zijn in het DNA-mengprofiel enkele additionele DNA-kenmerken zichtbaar die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere persoon.” Dezelfde toelichting is gegeven bij spoor [code] (zijkant van de kartonnen rol van de tape). Naar de mening van de raadsman betekent dit dat er nog minimaal één andere persoon moet zijn geweest. Voorts bevatten beide laatstgenoemde DNA-sporen weliswaar kenmerken die passen bij verdachte, maar het NFI heeft niet berekend hoe groot de matchkans van dit DNA-profiel is.

Door deskundige [naam deskundige] van het NFI is de conclusie getrokken dat spoor [code] celmateriaal bevat dat afkomstig kán zijn van verdachte. Niet berekend is hoe groot de kans is dat dit celmateriaal afkomstig is van een derde, bijvoorbeeld verdachtes vader of broer. Deze sporen zeggen dus niets.

Als mogelijke verklaring voor het aantreffen van celmateriaal dat van verdachte afkomstig kan zijn op de witte handdoek heeft de raadsman vervolgens nog naar voren gebracht dat de ducttape, met daarop het celmateriaal van verdachte, op enig moment met de eveneens bemonsterde witte handdoek in contact moet zijn gekomen waardoor er contaminatie van de handdoek in kwestie heeft kunnen plaatsvinden, maar dit is slechts gebaseerd op vermoedens. Verdachte was er immers niet bij.

Over de bemonsterde ducttape heeft de raadsman verder nog aangevoerd dat slechts op één plek op de zijkant van de kartonnen rol (spoor [code] ), op twee plekjes op spoor [code] en [code] en op één plekje op spoor [code] celmateriaal dat van verdachte kan zijn is aangetroffen. De verdediging weet echter niet hoe de tape op de kartonnen rol heeft gezeten. Uit het dactyloscopisch onderzoek blijkt dat er maar 3 dactyloscopische sporen ( [code] tot en met [code] ) zijn aangetroffen wat, gelet op alle handelingen met de ducttape door de dader, erg weinig is.

De raadsman acht het door [slachtoffer] en getuige [naam getuige] gegeven signalement van de dader te algemeen. Specifieke persoonskenmerken van de dader zijn niet genoemd. Ook de herkenning van verdachte op de terechtzitting door [slachtoffer] acht de raadsman van generlei waarde. Sinds het gebeuren op 7 mei 2014 zijn ruim 3 jaar verstreken. Op die bewuste avond heeft er maar één enkel contact plaatsgevonden tussen getuige [slachtoffer] en de dader. Nadien heeft [slachtoffer] inzage gehad in het procesdossier waarin een foto van verdachte is opgenomen. Het gevaar is dus aanzienlijk dat [slachtoffer] de verkeerde persoon als dader heeft aangewezen. Daarbij komt dat het wel heel erg voor de hand ligt dat [slachtoffer] door de DNA-match en de kennisneming van het dossier de verdachte als dader heeft aangewezen. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] bovendien geen specifieke kenmerken en/of bijzonderheden genoemd waaraan zij verdachte herkent. De raadsman is van mening dat deze herkenning van verdachte door [slachtoffer] daarom niet mag bijdragen tot het bewijs.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.

3.3.1.

Bewijsmiddelen

Uit een proces-verbaal van bevindingen van de politie2 blijkt dat de verbalisanten [naam verbalisant] en [naam verbalisant] , op 8 mei 2014, omstreeks 00.15 uur, een melding kregen om te gaan naar vakantiepark [naam vakantiepark] , gelegen aan de [adres vakantiepark] . Aldaar zou een overval op een vakantiewoning hebben plaatsgevonden. Op genoemde dag en tijdstip zijn de verbalisanten ter plaatse gegaan. Omstreeks 00.35 uur kwamen voornoemde verbalisanten als eerste ter plaatse op vakantiepark [naam vakantiepark] bij chaletnummer [huisnummer] . Daar werden zij ontvangen door aangeefster en tevens benadeelde, [slachtoffer] , en de getuige [naam getuige] . Vervolgens hebben de verbalisanten de Leider Plaats Delict (LPD) en de Forensische Opsporing (FO) ter plaatse verzocht. De LPD kwam omstreeks 01.00 uur ter plaatse. De plaats delict werd vervolgens overgedragen aan de LPD-er.

[slachtoffer] heeft aangifte3 gedaan. Zij verklaart onder andere als volgt:

Ik doe aangifte van diefstal van mijn geld door middel van geweld. Ik ben werkzaam als prostituee. Op 7 mei 2014 bevond ik mij in het vakantiehuisje [huisnummer] van vakantiepark [naam vakantiepark] te Susteren. In de avond, omstreeks 19.00 uur ging mijn telefoon en sprak ik een man die kenbaar maakte een afspraak te willen maken. Ik heb met hem een afspraak gemaakt voor 7 mei 2014 om 23.30 uur. Ik hoorde dat de man gebrekkig Nederlands sprak. Omstreeks 23.50 uur klopte iemand op de toegangsdeur van het huisje. Ik was op dat moment in de woonkamer samen met mijn vriendin [naam getuige] . Ik heb vervolgens de deur geopend en de man binnengelaten en achter hem de deur afgesloten. Hij heeft mij toen € 90,00 overhandigd waarna ik hem een handdoek heb gegeven. Ik wilde dat de man zich eerst zou douchen alvorens wij seks zouden hebben. De man is daarop naar de badkamer gelopen. Nadat de man uit de badkamer was gekomen zei hij tegen mij dat zijn kleding in de kast gelegd mocht worden. Ik heb daarop zijn kleding opgepakt en me omgedraaid om deze in de kast te leggen. Op dat moment stond ik met mijn rug naar de man toe. Op het moment dat ik de kleding van de man in de kast had gelegd, pakte de man mij van achteren bij de keel vast en hield mij in een soort wurggreep waarbij zijn onderarm tegen mijn keel drukte. Op deze wijze trok hij mij achterover op de grond. Ik ben ook daadwerkelijk gevallen. Ik voelde dat ik diverse malen werd geslagen. Ik werd onder andere geraakt op mijn bovenlip. Ik ben toen gaan schreeuwen en voelde dat de man mijn duim omdraaide. De man probeerde ook een tiewrap om mijn linker arm te binden, hetgeen niet lukte. Op dat moment kwam mijn vriendin [naam getuige] de slaapkamer binnen gerend met een broodmes. Ik heb tegen haar geroepen dat ze niets moest doen en naar de woonkamer moest gaan. Ondertussen was de man bezig met ducttape en probeerde mijn ogen en mond dicht te plakken. De tape die hij voor mijn mond plakte haalde ik zelf weg. Ik bleef tegen de man praten en zei dat ik hem geld zou geven. Vervolgens ben ik met de man naar de woonkamer gelopen. In de woonkamer heb ik de man € 150,00 gegeven. Nadat de man het huisje had verlaten is de politie gebeld.

Aangeefster heeft de man als volgt beschreven:

  • -

    Marokkaans uiterlijk;

  • -

    sprak gebrekkig Nederlands met Marokkaans accent;

  • -

    ongeveer 1.80 meter groot;

  • ...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT