Uitspraak Nº 03/700434-15. Rechtbank Limburg, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:8656
Date24 Septiembre 2019
Docket Number03/700434-15
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/700434-15

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige economische strafkamer d.d. 24 september 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,

wonende te [adres 1] ,

thans gedetineerd in de P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.

De verdachte wordt bijgestaan door mr. L. Bien, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 september 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een hoeveelheid afvalstoffen te relateren aan amfetamineproductie in een sloot heeft gedumpt dan wel jerrycans gevuld met amfetamine en/of formylamfetamine in of op de bodem heeft gebracht of in de bodem en/of de oever van een oppervlaktewaterlichaam heeft gedumpt, wat overtreding van de Waterwet dan wel de Wet bodembescherming oplevert.

Ten gevolge van een kennelijke schrijffout staat in de tenlastelegging in de zevende regel van het meer subsidiair tenlastegelegde “Verlengde Broekgraaf” in plaats van

“Verlegde Broekgraaf”. De rechtbank herstelt deze fout. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3 De voorvragen

De verdediging heeft gesteld dat de tenlastelegging, meer in het bijzonder het subsidiair tenlastegelegde feit, zo onduidelijk is omschreven dat de verdachte niet weet waartegen hij zich dient te verweren. Dit zou moeten leiden tot een partiële nietigheid van de dagvaarding, aldus de verdediging.

De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering vereist dat de dagvaarding een opgave behelst van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd, waar ter plaatse en onder welke omstandigheden het feit zou zijn begaan. Dit betekent dat de beschuldiging voldoende bepaald dient te zijn zodat het voor de verdachte duidelijk is waar de beschuldiging zich op richt en hij zich daartegen kan verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding aan bovengenoemde vereisten voldoet. De tekst van de tenlastelegging is zodanig ingericht dat er geen twijfel mogelijk is over waartegen de verdachte zich dient te verweren. Daarmee zal het verweer van de verdediging worden verworpen. De dagvaarding is daarmee geldig.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het aan verdachte primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen. Niet is vastgesteld dat een of meerdere stoffen uit de jerrycans in het water zijn terechtgekomen. Het subsidiair tenlastegelegde is niet van toepassing omdat de jerrycans in een oppervlaktewaterlichaam zijn gebracht, waardoor de Wet bodembescherming niet van toepassing is.

Het meer subsidiair tenlastegelegde is wel bewezen. Verdachte heeft dit feit samen met zijn medeverdachte [naam 2] gepleegd. Voor een bewezenverklaring van dit delict is niet vereist dat het oppervlaktewaterlichaam ook daadwerkelijk is verontreinigd, zoals de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State in 2005 heeft bepaald. Uit de processen-verbaal van het forensisch onderzoek, de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is gebleken dat er in de geloosde jerrycans stoffen zaten die gevaarlijk zijn voor het milieu. Verdachte heeft dit delict opzettelijk begaan omdat hij wist dat er chemisch drugsafval in de jerrycans zat dat ontzettend stonk en omdat hij voorafgaand aan de dumping niet heeft gecontroleerd of de jerrycans goed waren afgesloten. Bovendien handelde hij niet uit paniek omdat hij er bewust voor heeft gekozen om de jerrycans te dumpen voor een vergoeding van € 300,00. Het risico op milieuverontreiniging was zeer groot doordat de jerrycans in de bestelbus van verdachte niet gezekerd waren en omdat hij deze met enig geweld uit zijn bus heeft gegooid terwijl hij niet heeft gecontroleerd of deze goed waren afgesloten.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman is van mening dat verdachte zowel van het aan hem primair als van het aan hem subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat de jerrycans niet hebben gelekt en omdat is vastgesteld dat het milieu niet is verontreinigd door de dumping. Bovendien is het subsidiaire feit niet bewezen omdat er geen stoffen in of op de bodem zijn gebracht door verdachte.

De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit voor het aan verdachte meer subsidiair tenlastegelegde. Omdat de Waterwet primair tot bedrijven is gericht, dient zeer precies te worden beoordeeld of de handelingen van de verdachte het strafbare feit van artikel 6.8 van de Waterwet opleveren. Dat is niet het geval omdat de inhoud van geen van de jerrycans zich heeft vermengd met het water van het oppervlaktewaterlichaam en er dus geen sprake is van milieuverontreiniging. Dat is wel vereist voor een voltooid delict op grond van artikel 6.8 van de Waterwet. De officier van justitie heeft haar standpunt, inhoudende dat daadwerkelijke verontreiniging niet vereist is, gebaseerd op een uitspaak van de Raad van State. Dit is echter geen strafrechtelijke uitspraak. Aan deze uitspraak lag bovendien een ander feitencomplex ten grondslag. Verdachte heeft ook geen risico op milieuverontreiniging veroorzaakt. De stoffen zaten in jerrycans die daarvoor geschikt waren. Daar komt nog bij dat de kans op lekkage van de jerrycans niet is onderzocht.

4.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Het primaire en subsidiaire feit

De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte het aan hem primair tenlastegelegde heeft begaan omdat uit het procesdossier blijkt dat de aangetroffen jerrycans niet hebben gelekt. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het aan hem primair tenlastegelegde.

De rechtbank is eveneens van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte het aan hem subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte heeft de jerrycans in een sloot en op de oever van die sloot, te weten de Verlegde Broekgraaf, achtergelaten. Deze sloot, met inbegrip van de bijbehorende oevers, is aan te merken als een oppervlaktewaterlichaam in de zin van artikel 1 van de Waterwet. Gelet op het bepaalde in artikel 99, vierde lid, van de Wet bodembescherming, is in dat geval de Wet bodembescherming niet van toepassing. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook vrij van de aan hem subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 13 van de Wet bodembescherming.

Het meer subsidiair tenlastegelegde feit

Op 26 augustus 2015 heeft de dienstdoende wachtdienstambtenaar van het Waterschap Roer en Overmaas een melding ontvangen van het meldpunt water inhoudende dat een veertigtal vaten met onbekende inhoud gedumpt zijn in de Verlegde Broekgraaf, een oppervlaktewaterlichaam in de zin van de Waterwet dat gelegen is naast de Broekveldweg te Geulle, gemeente Meerssen. Een ecoloog heeft vastgesteld dat er geen sprake was van milieuverontreiniging in de Verlegde Broekgraaf. [naam 1] heeft op 3 september 2015 namens het Waterschap aangifte gedaan van deze dumping.2

Na een melding van een vermoedelijke dumping van drugsafval in een sloot, heeft de politie in de berm van de Broekveldweg een blauwe Mercedes Vito bedrijfsauto aangetroffen die met de achterkant richting de Verlegde Broekgraaf stond. Deze bedrijfsauto zat vast in de ondergrond en de laadklep aan de achterzijde was geopend. Vanaf de Broekveldweg loopt de berm steil naar beneden. De jerrycans die in de Verlegde Broekgraaf zijn aangetroffen lagen in het verlengde van het laadgedeelte van de bedrijfsauto.3 De rechtbank heeft tijdens de terechtzitting op basis van het zich in het dossier bevindende fotomateriaal waargenomen dat de jerrycans zowel in het water als op de oevers van de Verlegde Broekgraaf lagen.4 De LFO heeft mede op basis van onderzoek door het NFI vastgesteld dat er sprake was van circa 47 jerrycans, en dat deze jerrycans gevuld waren met in totaal ongeveer 1.003 liter vloeistof afkomstig van amfetamineproductie, waarbij amfetamine uit BMK geproduceerd is door middel van de Leuckart synthese. De pH-waardes van deze vloeistoffen waren heel laag (sterk zuur) of juist heel hoog (sterke base). De vloeistoffen uit de jerrycans zijn bemonsterd en door het NFI onderzocht. In deze monsters heeft het NFI amfetamine, N-formylamfetamine en gerelateerde Leuckart-synthese verontreinigingen aangetroffen.5

Uit de standaardverklaring van het NFI over de milieu- en gezondheidsrisico’s van het achterlaten van (afval)stoffen van de MDMA en amfetamine productie blijkt dat de aangetroffen afvalstoffen door hun zeer lage of juist zeer hoge pH-waardes als bijtend (corrosief) moeten worden aangemerkt. Deze stoffen kunnen chemische brandwonden kunnen veroorzaken en de ogen ernstig beschadigen. Het opslaan in emballage van dergelijke stoffen is een bodembedreigende handeling en het lozen daarvan een bodemverontreinigende handeling die bedreigend is voor veel leven en verstorend is voor de neutrale pH-waarde van de Nederlandse bodem.6

Verdachte heeft verklaard dat hij door medeverdachte [naam 2] is benaderd om naar Meerssen te rijden in een Bo-rent bus voor een vergoeding van € 300,00. Op 26 augustus 2016 heeft verdachte die [naam 2] opgehaald in Meezenbroek met zijn Mercedes Vito. Op het parkeerterrein van IKEA stond de Bo-rent bus. Verdachte reed vervolgens achter zijn eigen Mercedes-bus, bestuurd door [naam 2] , aan naar Meerssen, naar garageboxen. Daar heeft [naam 2] jerrycans uit de Bo-rent bus overgeladen in de Mercedes Vito. Aan verdachte de opdracht van [naam...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT