Uitspraak Nº 03/700920-12. Rechtbank Limburg, 2019-01-29

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:857
Docket Number03/700920-12
Date29 Enero 2019
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/700920-12

Tegenspraak (gemachtigde raadsman)

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 januari 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

De verdachte wordt bijgestaan door mr. J. de Bruin, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 12, 14, 19, 20 27 en 29 november 2018. Op 15 januari 2019 is het onderzoek ter terechtzitting formeel gesloten. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

feit 1: al dan niet samen met anderen postzegels heeft nagemaakt of vervalst;

feit 2: al dan niet samen met anderen valse postzegels heeft gebruikt, te koop aangeboden, afgeleverd of in voorraad gehad;

feit 3: al dan niet samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van

€ 1.877.970,08 en

feit 4: deel heeft genomen aan een criminele organisatie die onder meer tot oogmerk had het namaken of vervalsen van postzegels.

3 De voorvragen

De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft dit verweer ter terechtzitting al verworpen, nu wel sprake is van een overschrijding, maar deze niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank zal hier in dit vonnis daarom niet verder op in gaan.

Er zijn ook geen andere omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is en er geen gronden voor schorsing van de vervolging zijn.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de onder 2 en 4 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van de feiten 1 en 3 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor alle tenlastegelegde feiten. Kort gezegd komt het verweer van de verdediging erop neer dat geen sprake is geweest van valse postzegels, dat dus ook geen sprake is geweest van witwassen van geld en evenmin van een criminele organisatie. Mocht de rechtbank echter oordelen dat wel sprake was van valse postzegels, dan moet de verdachte tóch worden vrijgesproken, omdat zij geen wetenschap had van de valsheid en aldus het opzet op de strafbare feiten ontbreekt.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van verdachte de aan haar tenlastegelegde feiten niet bewezen kunnen worden en zij hiervan vrijgesproken dient te worden. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom.

Op basis van het onderzoek ter terechtzitting komt de rechtbank tot het volgende:

Wat is er gebeurd?

Medeverdachte [medeverdachte 2] had een bedrijf in onder meer postzegels en oude munten, [naam bv 2] . Hij kocht oude postzegels in, bijvoorbeeld oude verzamelingen die door particulieren van de hand werden gedaan. Uit die hoeveelheden postzegels haalde hij – naast de bijzondere zegels die daarin eventueel waren opgenomen – ook de ongestempelde, nog...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT