Uitspraak Nº 03/702590-12. Rechtbank Limburg, 2019-01-29

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:818
Docket Number03/702590-12
Date29 Enero 2019
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/702590-12

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 januari 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,

wonende te [adresgegevens verdachte] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 12, 14, 19, 20, 27 en 29 november 2018. Op 15 januari 2019 is het onderzoek ter terechtzitting formeel gesloten. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging, die ter terechtzitting is gewijzigd, is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte:

feit 1: al dan niet samen met anderen postzegels heeft nagemaakt of vervalst;

feit 2: al dan niet samen met anderen valse postzegels heeft gebruikt, te koop aangeboden, afgeleverd of in voorraad gehad;

feit 3: al dan niet samen met anderen een groot aantal natuurlijke- of rechtspersonen heeft opgelicht door hun valse postzegels te verkopen;

feit 4: zich al dan niet samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan witwassen;

feit 5: deel heeft genomen aan een criminele organisatie die onder meer tot oogmerk had het namaken of vervalsen van postzegels.

3 De voorvragen

De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft dit verweer ter terechtzitting al verworpen, nu wel sprake is van een overschrijding, maar deze niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank zal hier in dit vonnis daarom niet verder op ingaan.

Er zijn ook geen andere omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is en er geen gronden voor schorsing van de vervolging zijn.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van mening dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van feit 1 (het namaken van postzegels).

De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte samen met anderen op grote schaal valse postzegels heeft verkocht. Die valsheid van de postzegels is vastgesteld door meerdere deskundigen. De verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 1] valse postzegels in het verkeer gebracht. [medeverdachte 1] , die gebruikt maakte van een rechtspersoon, [naam bv 1] , bood deze via verschillende sites te koop aan en ook het bedrijf van de verdachte, [naam bv 2] , verkocht deze zegels (feit 2).

Nietsvermoedende klanten bestelden via de sites postzegels in de veronderstelling dat de zegels echt waren. De zegels die geleverd werden bleken echter vals te zijn. Door via de sites voor te spiegelen dat er echte zegels verkocht werden, heeft de verdachte samen met [medeverdachte 1] klanten opgelicht (feit 3). De verdachte is medepleger geweest bij de oplichting, omdat hij samen met [medeverdachte 1] verantwoordelijk was voor de verkoop van de valse zegels, waardoor de gedraging van de één kan worden toegerekend aan de ander.

De verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] de (illegale opbrengsten uit) de handel in valse zegels verhuld, door onder meer postzegelinkopen te fingeren waarvoor valse facturen zijn opgemaakt. Volgens de officier van justitie gaat het bij de verdachte om een bedrag van € 495.284.

Tot slot concludeert de officier van justitie dat de verdachte bij het plegen van voornoemde misdrijven structureel heeft samengewerkt met anderen en daarom deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie (feit 5).

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle feiten. Volgens de raadsman bevat het dossier geen bewijs dat de verdachte en [medeverdachte 1] postzegels hebben nagemaakt. Het feit dat [medeverdachte 1] kort voor de invallen naar een drukpers informeerde en een stansplaat in bezit had, is daarvoor geen bewijs. [naam bv 2] en [naam website 1] , de onderneming van [medeverdachte 1] , kochten op grote schaal frankeergeldige zegels in. Voor zover sprake was van een enkele valse zegel, heeft de verdachte daar geen wetenschap van gehad. Slechts een heel klein gedeelte van de 200.000 zegels die in het onderzoek in beslag zijn genomen, is afkomstig van [naam bv 2] . Daarvan is slechts een klein gedeelte onderzocht door de deskundigen en vals bevonden. Dat staat echter niet onomstotelijk vast. Ook is niet met zekerheid te zeggen dat de zegels uit één bron afkomstig waren, zoals het openbaar ministerie meent te kunnen bewijzen.

Er is geen sprake van fingeren van inkopen en verkopen. [naam bv 2] heeft echte, frankeergeldige zegels aan [medeverdachte 1] / [naam bv 1] geleverd. Ook zijn er geen andere handelingen van de verdachte aan te wijzen die witwassen zouden kunnen opleveren. Als al sprake is geweest van strafbare handelingen, dan kan de verdachte niet als medepleger worden aangemerkt.

4.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Inleiding

Naar aanleiding van meldingen uit het midden- en kleinbedrijf dat er valse postzegels in omloop waren, heeft PostNL in 2011 een onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek bleek PostNL dat er op grote schaal valse postzegels in het verkeer waren gebracht. Het onderzoek leidde naar diverse personen en bedrijven. PostNL heeft aangifte gedaan en de zaak is vervolgens door de politie onderzocht. Dit heeft geleid tot de vervolging van de verdachte en zes andere personen.

Kern van het verwijt is dat de medeverdachte [medeverdachte 1] postzegels heeft gedrukt en dat hij die in omloop heeft gebracht. Alleen PostNL mag postzegels (laten) maken die gebruikt kunnen worden voor haar diensten. De zegels worden in opdracht van PostNL gedrukt. [medeverdachte 1] heeft nooit zo’n opdracht van PostNL gehad.

[medeverdachte 1] heeft niet betwist dat hij bedrijfsmatig postzegels heeft aangeboden via verschillende sites. Klanten hebben die zegels besteld en geleverd gekregen. Ook staat niet ter discussie dat de handel in zegels [medeverdachte 1] geld heeft opgeleverd. Vanaf januari 2009 ontving [medeverdachte 1] ruim 1,8 miljoen euro aan betalingen van klanten, op een rekening van de rechtspersoon [naam bv 1] van waaruit [medeverdachte 1] zijn onderneming in postzegels exploiteerde. Ook de verdachte had een onderneming in onder andere postzegels: [naam bv 2] . De verdachte heeft evenmin betwist dat hij postzegels aanbood en verkocht. De verdachte ontkent zegels te hebben nagemaakt of bewust valse zegels te hebben verkocht. Alle verwijten die voortvloeien uit het kernverwijt, zoals oplichting, witwassen en lidmaatschap van een criminele organisatie zijn onterecht, aldus de verdachte.

De rechtbank komt tot de conclusie dat er voldoende bewijs is voor vier van de vijf verwijten aan het adres van de verdachte: de zegels die hij en [medeverdachte 1] verkochten, zijn vals en dat wist de verdachte. Omdat de zegels als echt verkocht werden zijn de klanten van [medeverdachte 1] en de verdachte opgelicht. De criminele opbrengst is witgewassen. Er is sprake van medeplegen en van een criminele organisatie, zij het dat die zich beperkt tot twee personen, waar de officier van justitie uitgaat van vier.

De rechtbank kan niet buiten gerede twijfel vaststellen dat de verdachte de valse zegels zelf gedrukt heeft of dat hij dat samen met anderen heeft gedaan. Dat levert vrijspraak op van feit 1.

De rechtbank zal hierna eerst de bewijsmiddelen weergeven die het onderzoek van PostNL, de politie en deskundigen heeft opgeleverd. Naar de vindplaatsen wordt in de eindnoten verwezen. Uit de bewijsmiddelen zal de rechtbank conclusies trekken voor de feiten 1 en 2. Daarna komen de overige feiten aan de orde.

Omdat er nogal wat personen, b.v.’s en ondernemingen in het dossier voorkomen, begint de rechtbank met een kort “who is who”.

Het onderzoek en de betrokken (rechts)personen

Naar aanleiding van meldingen uit het midden- en kleinbedrijf dat er valse postzegels in omloop waren, heeft PostNL een onderzoek ingesteld. Hieruit bleek dat er valse zegels waren verzonden vanuit ondernemingen die gelieerd waren aan de rechtspersoon [naam bv 1] (hierna [naam bv 1] ). De zegels waren te bestellen via de website van [naam bv 1] : [naam website 1] (hierna [naam website 1] ). Men kon via deze website tegen een lager tarief dan bij PostNL postzegels bestellen. [medeverdachte 1] stond sinds 28 september 2011 geregistreerd als enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bv 1] . Voor die tijd werd deze rechtspersoon bestuurd door een persoon genaamd [medeverdachte 2] , medeverdachte in dit dossier.2

Uit het onderzoek bleek dat [naam bv 1] samenwerkte met de onderneming [naam bv 2] . Dit was een bedrijf in postzegels en munten. De verdachte was enig aandeelhouder en bestuurder van de rechtspersoon die deze onderneming dreef. De verdachte had ook nog een eenmanszaak met de naam [naam eenmanszaak]3 en had meer B.V.’s, met de handelsnamen [naam bv 3] / [naam bv 4] en [naam bv 5]4

Niet alleen via de site [naam website 1] , maar ook via verschillende affiliate sites kon men tegen een lager tarief postzegels bestellen. Wederverkopers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] beheerden twee van deze affiliate sites. [benadeelde 1] beheerde de website [naam website 2] en [benadeelde 2] beheerde de website [naam website 3] . [naam bv 1] / [naam website 1] verzorgde de verzending en de financiële afhandeling van de zegels en [benadeelde 2] en [benadeelde 1] ontvingen een commissie van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT